Nederlanders die bij het Oekraïne-referendum op 6 april tegen stemden, deden dat uit oprechte zorgen over corruptie in dat land. Ook waren veel nee-stemmers bang dat Oekraïne lid zou worden de Europese Unie. De tegenstem werd niet uitgebracht uit maatschappelijke onvrede. Dat blijkt uit het Nationaal Referendum Onderzoek dat is gedaan onder leiding van politicoloog Kristof Jansen van de Radboud Universiteit.
“Het lijkt er sterk op dat de kiezer oprecht heeft geprobeerd om de vraag op het stemformulier te beantwoorden”, zegt onderzoeker Kristof Jacobs, hoofddocent aan de Radboud Universiteit van Nijmegen in Trouw.
Nog geen kwart van de ondervraagden vond het associatieverdrag met Oekraïne een geschikt onderwerp voor een referendum. Toch wil een meerderheid dat de regering gevolg geeft aan de uitslag.
De initiatiefnemers hadden het Oekraïne-referendum op touw gezet uit onvrede over het vermeende gebrek aan democratie in de Europese Unie. Maar een heel klein deel van de voor- en tegenstemmers, respectievelijk 6,7 procent en 7,5 procent, heeft daadwerkelijk om die reden een stem uitgebracht.
Anp