Het CBS onderzoekt in opdracht het ministerie van Sociale Zaken tweejaarlijks de stand van de integratie in Nederland. In de rapportage van dit jaar ligt de nadruk op de situatie van herkomstgroepen in de zogenaamde ‘flexibele schil’ van de arbeidsmarkt, op de CITO-toetsscores van achtstegroepers en op de vestiging van Poolse nieuwkomers.
1 op de 8 inwoners van Nederland heeft een niet-Westerse achtergrond, en op opleidingsniveau, gezondheid, arbeidsparticipatie en criminaliteit scoort deze groep slechter dan autochtone Nederlanders of Nederlanders van Westerse afkomst. Alleen op sociale contacten scoort deze groep beter; zij hebben meer contact met familieleden dan autochtonen, maar minder met buren.
Enkele conclusies van de site van het CBS:
– De scores op de eindtoets in groep 8 van niet-westerse leerlingen zijn lager dan die van kinderen met een Nederlandse achtergrond. Eerstegeneratiekinderen die voor hun zesde jaar naar Nederland kwamen, presteren beter dan kinderen die later kwamen. Bij de tweede en derde generatie verbetert de score als een van de ouders een Nederlandse achtergrond heeft.
– Tussen 2009 en 2016 is de arbeidsparticipatie van personen met een achtergrond uit de vier grootste niet-westerse herkomstgroepen sterker gedaald dan die van personen met een Nederlandse achtergrond. Daarmee hebben de economische omstandigheden van de afgelopen jaren voor hen meer gevolgen gehad. Zij hebben ook relatief vaker een flexibele arbeidsovereenkomst.
– Personen met een migratieachtergrond stromen minder vaak door vanuit de flexibele schil naar vast werk dan personen met een Nederlandse achtergrond. Personen uit de nieuwe EU stromen naar verhouding vaak uit naar geen werk zonder uitkering en minder vaak naar een uitkeringssituatie.
– De migratieachtergrond is voor sommige groepen nog zichtbaar in de derde generatie, bijvoorbeeld in onderwijsprestaties. Deze generatie heeft zelf geen migratieachtergrond, maar een van hun ouders wel.
– In 2016 woonden er voor het eerst meer dan 150 duizend inwoners van Poolse herkomst in Nederland, ongeveer evenveel als met Antilliaanse achtergrond. Voor Polen die zich in 2013 en 2014 vestigden is nagegaan waar ze vandaan komen en waar ze gingen wonen. Dat deden ze vooral in de land- en tuinbouwgebieden waar ze werk vonden. Van de recent geïmmigreerde Polen had 71 procent eind 2014 een baan, en ontving 6 procent een werkloosheidsuitkering.