Meestal is voetbal kijken een vrolijke bezigheid. Je drinkt een biertje met vrienden, praat weer eens bij met een oude kennis of legt aan je kinderen uit dat Robin van Persie die meneer in dat glazen hokje oprecht een heel aardige meneer vindt. Tijdens het WK van 2002 in Zuid-Korea en Japan ontdekte ik dat voetbal kijken ook heel therapeutisch kan zijn.
Dat moet ik even uitleggen misschien. Kort voor het WK, op 29 april 2002, vertelde een man met heel foute schoenen tegen mij (tegen mij! De grote schrijver in oprichting) dat er weinig toekomst voor me was bij het kleine, hippe reclamebureau in Amsterdam waar je zo gemakkelijk kon parkeren als Ajax thuis speelde. Een logische conclusie van die man trouwens, want ik ben nooit zo’n reclamejongen geweest.
Het was dus begin mei, de journalistiek leek me een mooi vak, maar had geen idee waar ik moest beginnen. Onderop dus. In de drie jaar daarvoor was het mijn meest ondernemende actie om de trein van kwart voor acht te halen en nu moest ik opeens aan de slag in een vak met een heel vreemde verhouding tussen vraag en aanbod. Ik kon geen kant op met al die nieuwe vrijheid. Het werd al vrij snel hangen, uitslapen en somberen na weer een afwijzing van De Telegraaf, AD en VI (Beste Johan, je bent een held). Ik vond het maar belachelijk dat ze de vrij briljante Bas Hakker (schrijfervaring nul) niet wilden aannemen en begon langzaamaan een complot te vermoeden.
En toen heeft het WK mijn leven weer een beetje op orde gebracht. Ik besloot dat het zo niet langer kon en maakte een werkschema rond de wedstrijden in Japan en Zuid-Korea. Ik stond ouderwets op tijd naast mijn bed, checkte trouw de vacatures en schreef minimaal twee brieven op een dag. Ook las ik een uur per dag iets over journalistiek. Ook moest ik van mezelf elke dag een uur lang een willekeurig verhaal – een column, begin van een artikel of een boekrecensie – schrijven. In het weekeind stond ik dan ergens langs een voetbalveld voor een verhaaltje in de regionale krant.
Vanaf half drie keek ik dagelijks een WK-wedstrijdje en daarna ging ik koken. De schoonheid van rituelen wordt altijd onderschat. Het vrolijke vooruitzicht op het voetbalkijken gaf mij energie om sollicitatiebrieven te schrijven. Bovendien gaven die Oranjeloze ‘potjes van niks’ mij tijd om na te denken over mijn toekomst. Hoe moest mijn leven er over drie jaar uitzien en wie ging me daarbij helpen?
Ook die dartel springende Koreanen deden mij goed en langzaam verdwenen die zure marketingkilo’s uit mijn lichaam. Bovendien werd ik weer nederig: niet de briljante geest die alleen in mijn hoofd bestond, maar een gewone gast die nog helemaal niets kon.
Tijdens de halve finale van Guus tegen Duitsland belde opeens mijn collega van de Goudse Courant. Ik moet zijn oude baas meer eens bellen, die had een uitgever voor vakbladen en daar was altijd wel iets te doen.
De Tranen van 88, drieënhalve ster in De Telegraaf, is nu uit. Je leven 2.0, koop dat boek! Als je het leuk vindt…