Ik voel me graag een intellectueel. Door aanbiedingen en gratis abonnementen ontvang ik momenteel opinieblad De Groene Amsterdammer, literair tijdschrift Das Magazin en Amerikaans weekblad Time. Dus toen ik laatst ging helpen bij de open dag van de HU, liep ik met een quasi-elitaire blik en ‘De Groene’ onder mijn arm door het gebouw. Een goede eerste indruk kan van cruciaal belang zijn.
Dat geldt net zo goed voor de HU, helemaal tijdens zo’n open dag. Dus regisseerde de school deze show met de voortreffelijkheid van een nucleaire top. De bussen (speciaal ingezet voor deze dag) reden uitzonderlijk stipt, de rode loper lag uitgerold voor de entree en mijn studievereniging had in alle haast nog een muurtje gekregen voor een paar mooie posters.
Veel bleek er niet voor nodig om deze façade te doen instorten. Het was één vader die riep: ‘Maar de journalistiek, daar is toch helemaal geen werk in?’. Luid en duidelijk in de richting van zijn zoon, die wachtte op de voorlichting van de bijbehorende studie. De man had een weinig imposant uiterlijk, door zijn geringe lengte en een vlassig snorretje dat leek vastgeplakt aan zijn bovenlip, maar toch wist hij het overwicht te krijgen in de hal vol scholieren en ouders. Het was alsof de man tijdens een uitvoering van Wachten op Godot door de zaal schreeuwde dat Godot helemaal niet zou komen opdagen. Iedereen was daarvan allang op de hoogte, maar toch voelde het alsof hij iets verklapte; dat maakte hem belangrijk.
Ik knoopte een gesprek aan met de man en probeerde hem uit te leggen dat het over vier jaar misschien wel beter zou gaan in de journalistiek en dat iemand met talent en doorzettingsvermogen sowieso wel aan werk komt. Hij rukte De Groene Amsterdammer uit mijn handen en vroeg me één artikel te noemen. Ik zweeg – ik had geen idee wat er eigenlijk in het blad stond – en bleek net zo full of shit als de gemiddelde open dag.
Deze column is eerder verschenen in het Trajectum, het blad van de Hogeschool Utrecht.