Dat de Nederlandse politiek heftig op terroristische dreigingen reageert is genoeglijk bekend maar als zelfs D66 en de SP meer geld voor de AIVD willen en Geert Wilders de ‘linkse’ Volkskrant gebruikt om tot maatregelen op te roepen, dan moet er wel echt iets aan de hand zijn. Aanleiding was het nieuwe rapport van de AIVD waarin uiteen werd gezet dat de jihadistische beweging in Nederland groter en professioneler is geworden.
Ook Ivo Opstelten liet zich niet onbetuigd en zei dat Nederland “met alle beschikbare middelen” gaat proberen om Syriëgangers tegen te houden. Ook zegde hij toe de informatie-uitwisseling met andere Europese landen te zullen intensiveren. Hoewel we zo zachtjes aan gewend raken aan dit soort reacties blijft het ergens toch opmerkelijk dat de terreurdreiging zoveel losmaakt. Dat de dreiging ernstiger is geworden zal best waar zijn, maar dan blijft nog steeds de vraag waarom politici en beleidsmakers zich juist bij dit thema zo laten opjagen.
Nederland is een extreem gereguleerde maatschappij waarin de overheid alle onregelmatigheden en eventualiteiten wil uitsluiten. De aanname hierbij is dat met de juiste aanpak in principe elk probleem kan worden voorkomen. Op allerlei beleidsterreinen, ook op het gebied van nationale veiligheid, staan er dan ook denktanks en onderzoeksinstituten klaar om aanbevelingen te doen of om evaluatiestudies uit te voeren en vervolgens weer nieuwe aanbevelingen te doen.
Als er zaken mislopen, wordt dat, zeker ook onder druk van het publiek, steeds uitgelegd als overheidsfalen en moet meteen worden nagegaan wat voor nieuw beleid er nodig is om de greep op het probleem te verstevigen. De gedachte dat er dingen mis kunnen gaan is onverteerbaar.
Dat deze controledrang tot in het potsierlijke wordt doorgedreven blijkt uit het gegeven dat Nederland beschikt over een ‘Protocol stranding levende grote walvisachtigen’, waarin het Ministerie van Economische Zaken uitlegt wat er moet gebeuren als er een potvis, bultrug of een ander uit de kluiten gewassen zeezoogdier op het Hollandse strand zijn laatste adem uit dreigt te blazen. Twijfelaars kunnen bij dergelijke crises gebruik maken van de meegeleverde beslisboom en wie zijn twijfels heeft bij de deugdelijkheid van het protocol kan gerust zijn, want “in de toekomst zal na elke stranding van een walvis een evaluatie plaatsvinden en zal dit protocol zo nodig aangepast worden.”
Terrorisme is de nachtmerrie van een overheid die gelooft in maakbaarheid en controle: we weten niet wie van de jihadistische sympathisanten uiteindelijk aanslagen gaan plegen, we weten niet waar en hoe ze het gaan doen, en hoewel er al meer dan tien jaar intensief op wordt gestudeerd weten we eigenlijk ook nog steeds niet wat hen tot dit soort acties drijft.
Maar is terrorisme daarmee een wezenlijke bedreiging voor de democratische rechtsorde in Nederland? Het antwoord is nee. In heel Europa zijn de slachtofferaantallen al jaren te verwaarlozen, zeker in vergelijking met die van alcoholgebruik, het verkeer en kanker. Zelfs de kans dat burgers door haaien worden aangevallen, in bad verdrinken, door de bliksem worden getroffen of omkomen bij het versjouwen van zware meubelen is vele malen groter dan de kans dat ze het slachtoffer worden van een terroristische aanslag.
Ook de impact op de rechtsstaat moet niet worden overdreven. Er is echt wel meer nodig dan de ‘zwerm’ polderjihadisten om de bijl aan de wortel van de Nederlandse parlementaire democratie te kunnen zetten. Zoals de grote Russische anarchist Peter Kropotkin al zei: “Een structuur die op eeuwen geschiedenis is gebouwd, kan niet worden vernietigd met een paar kilo explosieven.”
In plaats van grote offensieven aan te kondigen en zware maatregelen te bedenken om de zaak verder onder controle te krijgen, zouden Opstelten, de AIVD en de NCTV een veel evenwichtiger beeld van de situatie moeten schetsen. Er is een kans op aanslagen en die kans is blijkbaar groeiende, maar tegelijkertijd is terrorisme zelden meer dan een tweederangs dreiging en laten alle evaluaties zien dat Nederland een gedegen contraterrorismebeleid heeft.
Bovendien is er altijd een kans op aanslagen, en de illusie dat terrorisme helemaal zou kunnen worden uitgebannen leidt alleen maar tot verdere staatsinmenging in het openbare leven zonder dat daar enige vorm van winst voor de burger tegenover staat. De overheid en de politiek zouden er daarom goed aan doen om risico’s te accepteren in plaats van elke verhoging van de terroristische dreiging aan te grijpen om nieuwe maatregelen te nemen.
Teun van Dongen is deskundige op het gebied van nationale en internationale veiligheid en is als promovendus verbonden aan de Universiteit Leiden.