“Jan Terlouw woont hier een paar kilometer verderop,” zei mijn geliefde terwijl we over een slingerende binnenweg afwisselend door bos en weiland reden. Silhouetten van dorpen in de verte met eenvoudige kerktorens, hier en daar een statig landhuis met een oprijlaan zo lang als de straat waarin wij wonen. “Ja nee HIER een touwtje uit de brievenbus hangen, dat durf ik ook nog wel,” smaalde ik. Het Touwtje van Terlouw, een #ophef-momentje van vóór onze korte retraite in de VS.
Even later parkeerden we bij een hotel-café-restaurant. Er stond een biljart, de muren waren tot schouderhoogte betimmerd met schrootjes, opgezet wild keek ons glazig aan uit alle hoeken. De serveerster zette borden kroketten met brood en frites tussen onze Jägermeisters op het perzisch tapijtje dat op tafel lag. Tijdens het eten konden we diverse stichtelijke spreuken lezen die ingelijst aan de muren hingen en luisterden we naar kerst-popmuziek.
Do they know it’s christmas time at all?
Nog maar twee weken geleden zaten we ook samen te eten, in New York. Een Grieks tentje, wat geroosterd vlees, wijn, brood. En de week dáárvoor waren we in Portland, Maine en aten we ieder een enorme kreeft met Amerikaanse botersaus die smaakte naar hoe Amerikanen denken dat boter smaakt, u kent de synthetische fopboter misschien van de magnetron-popcorn.
Nederland was niet alleen geografisch ver weg, maar het alledaagse gedoe in het postzegellandje was ook compleet uit onze gedachten. We besteedden twee weken lang geen aandacht aan het nieuws en gebruikten social media alleen om wat foto’s te dumpen van onze avonturen. We reisden, lazen boeken en als de WiFi in het griebusmotel goed genoeg was, keken we Lilyhammer op Netflix.
Een verademing, maar aan het verlof uit de #ophef-loopgraven kwam een eind en met lood in de schoenen schoven wij over JFK naar de gate. De neiging om ons in de slurf vast te ketenen aan de boardingdesk was bijna onbedwingbaar. Natuurlijk, de familie, ons gerieflijke huis in Amsterdam, onze dierbare vrienden en zelfs de door en door verwende katten zouden we niet kunnen en willen missen. Maar die verschrikkelijke moraal. En die ménsen. Lieve help. Als kiespijn konden wij het missen.
Mijn geliefde, ondanks zijn aanzienlijk jongere leeftijd een veel verstandiger en bedachtzamer type dan ikzelf (en dankzij zijn jeugd ook oneindig veel zelfverzekerder en hoopvoller dan ondergetekende) nam een even pragmatisch als wijs besluit. “Al die policor-ellende, al die social justice onzin, we gaan ons er niet meer druk om maken. Echt, negeer het. Ze zijn aan de verliezende hand, besteed je energie beter liefje.”
Enfin, wij terug. En zo in het hotel-café-restaurant leek het allemaal zo kwaad niet, dat Nederland. “Dreaming of a white christmas”, kweelde uit de boxen, we lieten nog een kop op onze kelkjes schenken en de rekening in de Buitenderingse gebiedsdelen beliep geen fractie van wat men aan gene zijde van de A10 betaalt voor een rijk frituurmaal en ettelijke borrels.
De tergende onzin die het Nederlandse publieke debat vervuilt en omlaag haalt had ik volgens voorschrift van mijn man braaf genegeerd en verdomd, het werkte. Genderneutrale toiletten, nijdige feministen, hypocriete race hustlers, naargeestige islamofobieverkopers, laffe linkserds en verdwaasde moraalridders die geflankeerd door moreel dolende ezelruiters hun windmolens te lijf gaan: mij een biet. Nederland is wel te doen, mits men een significant deel van de inwoners en hun meninkjes negeert. Nederland is ook vooral DeRestVanNederland, de Hilversums/Amsterdamse kongsi ten spijt geeft het gros van die ettelijke miljoenen mensen op dat hele kleine stukje aarde precies nul fucks om identity politics, aangesmeerd racisme, rape culture of preferred pronouns.
Even vlamde de ergernis hoog en fel in mij op. Het Touwtje van Terlouw, godverdomme. Ja hier. HIER! Hier zou ik mijn deur open hebben voor buren die achterom komen. Hier zouden mensen gastvrij zijn voor ontheemden en voet bij stuk houden zodra normen en waarden conflicteren; ’s lands wijs, ’s lands eer. Hier wordt niemand gehaat om zijn huidskleur of sekse, maar ook niet voorgetrokken. De lucht bleek hier net zo zuurstofrijk als in Amerika, afgezien van de opportunistische, verstikkende walm die opsteeg van een naburig landgoed.
Van een Deugende Grachtengordelaar verwacht ik niet beter, maar Terlouw die in het dagelijkse volksverheffende Arbeidersmagazine voor semi-wezenlozen komt preken voor een touwtje uit de brievenbus, het is puur en bewust slecht en gemeen. Hij woont in het Nederland dat al die mensen die als tokkies en onderbuiktuig worden weggezet, willen bewaren. Hij woont in het Nederland dat Hilversum en de Gordel niet kennen, niet bedienen en niets kan schelen. Hij woont in het Nederland dat nog de moeite waard is om voor te leven, om in te leven.
Ik probeer me er, op advies van mijn liefste die meestal gelijk heeft, niet druk om te maken. Maar even, in het hotel-café-restaurant in ErgensInNederland, stak het me nog. Ons Nederland. Vies gehoereerd in een symboolpraatje van een gemakzuchtige bejaarde, die zelf niet in de ellende hoeft te wonen waarin hij en de zijnen ons land hebben gestort. Waar ik woon hadden mijn broertje en ik ook ooit een touwtje uit de brievenbus, als wij buitenspeelden. Ik woon nu in precies dezelfde buurt en moet mijn kinderen op het hart drukken om beslist nooit te reageren op de deurbel als zij geen bezoek verwachten, en zelfs een naambordje op de deur heb ik niet.
De Verenigde Staten lonken, maar Nederland is ook van mij. Ik hoef geen touwtje uit mijn brievenbus, en ik ga me niet meer druk maken om losers. Maar types als Terlouw, veilig vanuit een landgoed ergens in De Rest Van Nederland hun idylle wreed vierend ten overstaan van mensen die hun touwtjes allang hebben afgeknipt, die blijf ik aanspreken op hun gratuite Deugen.