José van Dijck en Wim van Saarloos schrijven in de NRC als voorzitter en vicevoorzitter van de KNAW een betoog waarin zij rechters, journalisten en wetenschappers positioneren als de hoeders van de broodnodige feitelijkheid in de samenleving. En daar moet door de burger beter naar worden geluisterd (ik lees hierbij een opgeheven vingertje). Na wat sneren richting rechtse politici, betogen ze dat wetenschap niet ‘ook maar een mening’ is. Ik onderschrijf dat volledig, maar de auteurs ontgaat dat hun betoog buitengewoon ironisch is op meerdere niveaus.
Ten eerste is juist de wetenschap verantwoordelijk voor het declasseren van feiten en dit is vooral het werk van ‘linkse’ helden als Boas, Derrida en Lacan. Het relativisme, deconstructivisme en de nieuwste loot aan deze boom, de intersectionaliteit, hebben feiten gereduceerd tot ‘subjectieve machtsstructuren’ en dus slechts meningen die in dienst staan van het witte, post-koloniale patriarchaat.
Ik gebruik opzettelijk dit onbegrijpelijke lingo dat hele generaties studenten heeft vergiftigd met antiwetenschappelijke ideeën. De universiteit is daardoor heden ten dage niet een bolwerk van feitelijkheid en open debat, maar van machtspolitieke spelletjes en idiote pseudowetenschappelijke ideologieën die zich manifesteren in identity politics, no-platforming, micro-aggressions, safe spaces, trigger warnings en diversity officers. Dit is allemaal gebaseerd op een primaat van de emotie (vooral het onderdrukt, gekwetst of beledigd zijn).
De auteurs eindigen met een woordgrapje over emocratie vs. democratie, maar zien niet dat juist de universiteiten de beste voorbeelden zijn van die zo verfoeide emocratie. De verkiezing van Trump wordt door velen gezien als een tegenreactie op dit culturele marxisme van een losgezongen linkse intellectuele elite.
Dit weerspiegelt zich ook op micro-niveau in de persoon van José van Dijck. Zij is hoogleraar ‘vergelijkende mediawetenschappen’. Zijn er zoveel mediawetenschappen dat iemand ze moet gaan vergelijken? Zij is wat een bevriende vrouwelijke hoogleraar een ‘hulpsinterklaas’ noemt; een excuustruus met een speciaal voor haar gecreëerde hoogleraarspositie die feitelijk (qua inhoud of bestuurlijke slagkracht) niets voorstelt.
Van Dijck heeft 129 ‘wetenschappelijke’ publicaties op haar naam staan in NARCIS. Dat is voor iemand van haar leeftijd en statuur buitengewoon weinig. Een korte kliksessie door haar werk na het jaar 2000 laat zien dat het ook nog eens vooral gaat om artikelen die niet thuishoren op een wetenschappelijk CV, omdat ze niet voldoen aan een basale wetenschappelijke standaard. De meeste zijn niet ‘peer-reviewed’ (beoordeeld door vakgenoten voor publicatie) of geven keer op keer dezelfde ideeën weer (zelfplagiaat). En, oh ironie, het betreffen voor het overgrote deel ‘meningen’ waar weinig feiten aan ten grondslag liggen. Of zij in het afgelopen decennium nog een ‘feit’ heeft ontdekt is mij niet duidelijk geworden. Daarmee is het ook onduidelijk hoe zo iemand voorzitter van de KNAW kan worden. Vergelijk haar productie van publicaties, feiten, patenten, promovendi, media-aandacht, subsidiegelden, prijzen etcetera. maar eens met de echte sinterklazen die haar voorgingen: Hans Clevers en Robbert Dijkgraaf.
Als laatste is het ironisch dat haar meest aansprekende daad als voorzitter van de KNAW is geweest om een groot aantal vrouwen lid te maken, expliciet omdat zij vrouw zijn. Ook hier worden feitelijke wetenschappelijke merites ondergeschikt gemaakt aan politieke overwegingen. De dubbele ironie is dat juist vrouwen die op eigen kracht lid zijn geworden van de KNAW het meest lijden onder deze devaluatie van het vrouwenlidmaatschap.
Al met al zou de KNAW eens bij zichzelf te rade moeten gaan voor ze op een door en door verrot voetstuk klimt om de maatschappij een lesje te lezen over feiten. Je wordt pas gezien als hoeder van de feiten als je laat zien in alles de waarheid te zoeken en die waarheid dan telkens weer te betwijfelen via het inzetten van de wetenschappelijke methode.
Het noodzakelijke respect dwing je af met echte inhoudelijke en belangwekkende expertise en echte vaardigheden, en dus niet met onzin-leerstoelen voor achtergestelde groepen, solipsisme voor hysterici (postmoderne sociale wetenschappen), schrijfcursussen voor mensen zonder expertisegebied (journalistiek) of bezigheidstherapie voor mensen die niet weten wat ze willen (rechten).
De ultieme ironie is dat dit soort oppervlakkige en ondoordachte opiniestukjes alle critici bevestigt in hun scepsis over wetenschappers als objectieve arbiters van de feiten.
Lees ook: Het is tijd om de geesteswetenschappen volledig weg te bezuinigen.