In het rapport Kind en ouders in de 21e eeuw van de commissie Wolfsen staan aanbevelingen die de keuzevrijheid van ouders en gezinnen vergroten. De keerzijde van de voorgestelde wetswijzigingen, is de toenemende invloed van de overheid en de rechtelijke macht in het domein van het gezin.
“Het basale element van eenheid in de christelijke wereld is de huwelijksband. De huwelijksband of verbintenis, hoe u het ook noemen wilt, is de fundamentele verbindingsschakel in de samenleving. Verbreek het en je zult onvermijdelijk terugkeren naar de overweldigende dominantie van de staat die bestond voor het christelijke tijdperk.” Dit zijn niet de woorden van een bezorgde conservatief of een pauselijke encycliek; ze zijn van D.H. Lawrence uit het bijschrift bij zijn roman Lady Chatterly’s lover uit 1928. Dit boek wordt algemeen beschouwd als een wegbereider van de seksuele revolutie van de jaren zestig.
Voor Lawrence was de dreiging van totalitaire regimes in zijn dagen reden om het belang van de autonomie van huwelijk en gezin ten opzichte van de staat te benadrukken. Moderne staten zullen het voorbeeld van de Sovjet- Unie volgen, meende hij: “Staatssteun voor moeders, kinderen en steun voor de onafhankelijkheid van vrouwen staan op elk hervormingsprogramma en zullen uiteraard de afschaffing van het huwelijk betekenen”.
Natuurlijk stelt het rapport niet dat het huwelijk moet worden afgeschaft. Maar het is duidelijk dat het traditionele huwelijk en gezin vrijwel geheel worden afgeschreven. Ik licht graag de argumentatie van de staatscommissie eerst kort toe, om er vervolgens commentaar op te geven.
Dit zijn zomaar wat denkstappen uit een rapport dat wel geschreven lijkt te zijn door een uitgebluste ambtenaar die in zijn vrije tijd graag Kafka leest. Het zou voor de hand liggen nu vanuit de rol van de conservatieve burger die ik ben, deze ontwikkelingen te veroordelen. Laat ik dat nu eens niet doen en me eerst eens inleven in bijvoorbeeld een liberaal homo-echtpaar dat met twee lesbische vrouwen een kind op de wereld wil zetten.
Het rapport beoogt de vrijheid van mensen om hun gezinsleven naar eigen inzicht vorm te geven te verruimen. Maar het eerste dat opvalt is dat de wetgever eigenlijk een heel traditioneel beeld heeft van het gezinsleven. Het is wenselijk dat mensen vadertje-en-moedertje blijven spelen: Vier ouders verdeeld over twee huishoudens. Waarom deze begrenzing? Waarom geen huishouden van drie ouders? (Hier doemt mijns inziens ook de vraag op waarom de wetgever het huwelijk beperkt tot koppels.) Waarom geen vijf of zes ouders? De ruimdenkendheid van vandaag zal wel eens de bekrompenheid van morgen kunnen zijn.
Een tweede bezwaar in deze lijn is dat in de voorstellen van de staatscommissie meeroudergezinnen duidelijk worden gediscrimineerd. Als zij volwaardig ouder willen worden, moeten zij de gang naar de rechter maken en een curator accepteren. Dat wordt van traditionele ouders toch ook niet verwacht?
Een tweede categorie van bezwaren houdt verband met het democratisch tekort. De groep kinderen waarop deze voorstellen betrekking zouden hebben is nauwelijks statistisch zichtbaar te maken. Zelfs de grootste groep van deze kinderen, die gehuwde moeders als ouders hebben, maakte in 2014 slechts 0,10 procent van het totaal uit. De groep kinderen die een juridische vader en moeder hebben, is al jaren constant 96%.
Wie de doelgroep precies is en of die zich kan vinden in de voorgestelde wijzigingen, blijft onduidelijk. Slechts op één plaats in het rapport wordt gesproken over een gesprek met belanghebbenden. Dat betrof een zeer diverse groep van 42 personen (wensouders, draagmoeders, adoptiekinderen, donorkinderen en bevrijdingskinderen (?), en personen die zich beroepsmatig met gezinnen bezighouden.) Je kunt je afvragen of de verregaande wijzigingen in het burgerlijk wetboek, die alle burgers raken, gerechtvaardigd kunnen worden, wanneer zelfs de groep voor wie deze bedoeld zijn, nauwelijks in beeld te brengen is. (Onderzoek naar draagvlak volgt overigens nog, meldt de commissie.)
Een derde soort van bezwaren betreft de rol van de overheid. Het is mij opgevallen dat rond de discussie over orgaandonatie, niet alleen vanuit religieuze hoek, maar nog sterker vanuit seculier-liberale hoek, verontwaardigd werd gereageerd op de rol van de staat. Die zou ineens de beheerder kunnen worden van onze lichamen.
Deze discussie kan verhelderend zijn voor de heilloze koers van de staatscommissie. Zowel in de discussie over orgaandonatie als in die over meerouderschap, gaat het volgens mij om biopolitiek. Dit is een begrip van de Franse filosoof Michel Foucault. In moderne samenlevingen zouden overheden zich in toenemende mate inlaten met het biologische leven van haar burgers. Het leven, gezin en voortplanting worden niet langer als gegevenheden beschouwd, maar als domeinen waarin de staat ingrijpt en reguleert. Biopolitiek werd destijds vooral in verband gebracht met totalitaire regimes. Linkse academici liepen dan ook weg met de theorieën van Foucault. De ironie is dat nu het vrijheidsstreven vrijwel voltooid is en we leven in de meest open, liberale samenleving die de mensheid ooit gekend heeft, de biopolitiek aan een opmars bezig is.
Door ontwikkelingen in techniek en medische wetenschap, wordt de overheid voortdurend gedwongen zich over het biologische leven uit te spreken en dat wettelijk te reguleren. Vanaf wanneer is het leven beschermwaardig? Wanneer mag je over voltooid leven spreken? (En waarom mag dat pas vanaf de leeftijd van 75 jaar?) De commissie verliest zich zelfs in een fraai staaltje newspeak wanneer ze zich afvraagt of de overheid ook verantwoordelijkheid draagt ‘ten aanzien van het nog niet gecreëerde (sic) kind.’
De biopolitieke mogelijkheden, die in het verlengde van dit rapport liggen zijn grenzeloos. Een voorbeeld: Waarom moet een meeroudergezin de gang naar de rechter maken, voordat zij een kind verwekken? Omdat er sprake is van een ‘complexe opvoedingssituatie’. Maar is een traditioneel gezin met zes kinderen niet ook een complexe situatie? Zou dat gezin soms ook baat hebben bij rechterlijk toezicht en een curator?
Een tweede voorbeeld: Wellicht bevalt het de overheid wel om kinderen bij de geboorte een curator toe te wijzen. Zou niet elk kind recht hebben op een curator?
Een derde voorbeeld: Het kind wordt in staat geacht vanaf zijn achtste jaar te kunnen beslissen wie het als zijn ouders wil en de mogelijkheden voor het kind om de gang naar de rechter te maken worden gestimuleerd. Hoe denkbeeldig is het, dat kinderen straks ook de gang naar de rechter kunnen maken om de positie van hun vader of moeder aan te vechten? Voor veel gezinnen met opgroeiende pubers een horrorscenario, lijkt me.
Kortom, progressieve ideeën worden altijd gepresenteerd als maximalisering van keuzevrijheid. Maar naarmate die diversiteit groter wordt, zal ook de roep om een regulerende overheid sterker worden. Het lijkt wel of D.H. Lawrence de implicaties van zijn libertijnse roman maar al te goed besefte. Er is niet alleen een totalitaire, maar ook een liberale weg naar het fascisme.