Nederlandse piloten van de luchtmacht hebben in de afgelopen twaalf jaar vele honderden bommen en granaten afgevuurd op vijandelijke doelen in Afghanistan. Dat deden ze om eigen militairen en grondtroepen van bondgenoten in nood te helpen.
Dat blijkt uit gegevens die Defensie voor het eerst op verzoek van persbureau ANP heeft verstrekt. Precieze aantallen wil het ministerie om “operationele redenen” niet geven. Door de aanvallen zijn vijandelijke strijders omgekomen en onbedoeld een beperkt aantal burgers. Maar het ministerie kan volgens een woordvoerder niet zeggen hoeveel slachtoffers er zijn gevallen door Nederlands vuur.
Piloten van F-16-gevechtsvliegtuigen hebben gedurende de twaalf jaar “een paar honderd” lasergeleide bommen gegooid en met het boordkanon “een veelvoud’’ aan 20 mm-patronen afgeschoten. Vliegers van Apache-gevechtshelikopters waren korter in Afghanistan, maar vuurden ook “honderden” raketten af en schoten met het boordkanon eveneens “een veelvoud” aan 30 mm-patronen af, aldus Defensie.
De grootste inzet was van 2006 tot en met 2010, toen Nederland de militaire leiding had in de Afghaanse provincie Uruzgan. In 2007 waren volgens Defensie de meeste gevechtscontacten en zijn ook de meeste wapens gebruikt. Ook boordschutters van Nederlandse transporthelikopters kwamen herhaaldelijk in actie om zichzelf en anderen te beschermen.
Het Openbaar Ministerie heeft alle wapeninzet onderzocht en volgens Defensie blijkt daaruit dat in alle gevallen aan de strikte regels is voldaan.
ANP