De reactie van Jan Jaap de Ruiter, een respectabele columnist en academicus, op de recente kritische rechterlijke uitspraak over Zwarte Piet spreekt boekdelen. De Ruiter breekt een lans voor het ‘volk’ dat het moet opnemen tegen een nieuwe ‘grachtengordel-elite’ die zich zou vergrijpen aan een onschuldig kinderfeest.
Hij verzamelt wat onsamenhangende kreten om drie zwarte vrouwen, Philomena Essed, Anousha Nzume en Verena Sheperd, monddood te maken. Het is beneden alle peil deze vrouwen in de mond te leggen dat racisme exclusief gebonden is aan de aard van de blanke mens. Pure valsemunterij van De Ruiter.
De Ruiter is naar eigen zeggen geen racist, want hij is opgegroeid met verhalen over de Tweede Wereldoorlog en leerde eind jaren zeventig dat “je het met iedereen moest kunnen doen of eigenlijk… met iedereen zou moeten doen”.
Volgens De Ruiter zijn westerse mensen niet wezenlijk anders dan de rest van de mensheid: “Niets menselijks is het Westen vreemd”.
Tot zover gaat het prima, De Ruiter is een universalist die ook rekening houdt met het menselijke talent voor geweld. Hij staat in de traditie van Publius Terentius Afer (gestorven in 159 v.Chr.), de Romeinse slaaf die vrij werd gekocht en in één van zijn toneelstukken schreef: “Ik ben een mens. Niets menselijks is mij vreemd”.
De Ruiters zelf-kritische houding zorgt ervoor dat hij het werk van Philomena Essed, waarin zij het alledaagse racisme in Nederland analyseert, verdedigt: “De mythe dat het westen de hoogstaande drager is van elementaire menselijke waarden kan niet vaak genoeg worden doorgeprikt”.
Toch stelt hij dat het werk van Essed verkeerd doorgedrongen is tot Verena Sheperd en Anousha Nzume, die volgens hem niet het zelfkritische post-Tweede Wereldoorlog universalistische niveau van De Ruiter hebben bereikt:
“Ze stellen dat racisme en discriminatie van nature uitsluitend verankerd liggen in de geest van de blanke mens en dat die neigingen tot op de dag van vandaag een rol spelen in hun omgang met gekleurde mensen. Door racisme gelijk te stellen aan de aard van de blanke mens maken zij zich schuldig aan hetzelfde vergrijp als ze hun tegenstanders verwijten. Ze achten zich blijkbaar superieur en beter dan de blanke mensen want de gekleurde mensen zouden geen last hebben van dit virus. Zoals de blanke mens indertijd doordrenkt was met een superioriteitsgevoel ten opzichte van gekleurde mensen, het zat hen in de genen, zo zit een vergelijkbaar superioriteitsgevoel in de genen van gekleurde mensen ten opzichte van blanken.”
Volgens De Ruiter zijn Nzume en Sheperd racisten. Niet omdat zij racisme aan de kaak stellen, maar omdat zij zich volgens hem superieur voelen. Het is een oud argument, vaak gehoord in discussies over affirmative action of ‘positieve discriminatie’ en in die zin zou er wel een – genuanceerde – discussie over mogelijk zijn.
In het geval van Nzume en Sheperd is het echter gewoon feitelijk onjuist. Op geen enkel moment hebben Nzume of Sheperd beweerd dat racisme en uitsluiting in de witte natuur ligt. Waarom zouden zij?
Op geen enkel moment hebben zij laten blijken dat zij zich superieur zouden voelen aan wie dan ook. Waarom zouden zij?
Integendeel, Nzume, evenals alle critici van de figuur van Zwarte Piet, heeft keer op keer benadrukt dat haar doel een Sinterklaasfeest voor iedereen is, en niet een alleen voor een bepaalde groep. Waarom beweert De Ruiter dingen die simpelweg onjuist zijn? Waarom geven de argumenten van Nzume en Sheperd hem het gevoel minderwaardig te zijn?
Wij denken dat het antwoord op deze vraag simpel is. De kritiek op Zwarte Piet is niet gemunt op personen en hun gevoelens van superioriteit of minderwaardigheid. Het gaat in laatste instantie niet eens om het feit dat Zwarte Piet kwetsend kan zijn en nog minder erom dat mensen (kinderen!) die van Zwarte Piet houden racisten zouden zijn.
Het gaat niet om personen, het gaat om een idee, of beter een ideaal. Dit is het ideaal van gelijkwaardigheid en dus precies het ideaal dat de Ruiter zo van harte onderschrijft. Dat ideaal, het ideaal van de Verlichting, waar men in Europa zo trots op is, waar men de kern van de Europese identiteit in ziet, dit ideaal staat op het spel.
De Ruiters gevoel van minderwaardigheid komt niet doordat Verene Sheperd, Anousha Nzume, Philomena Essed, Quinsy Gario, Kno’ledge Cesare, Kaikusi, Peres Jong Loy, Zihni Özdil, Patricia Schor, maar ook Freek de Jonge, Andree van Es, Anouk, of Sunny Bergman en zo veel anderen zich superieur zouden voelen aan iemand anders. Nee. Het komt doordat zij dat ideaal beter hebben begrepen dan de Ruiter.
Wat heeft in godsnaam de grachtengordel met dit alles te maken? Eens was het De Linkse Kerk, daarna de verraders van Henk en Ingrid, en nu het onderkomen van de Anti-Pietlobby. De Ruiter poogt hier het populistische kapitaal van deze unieke locatie uit te buiten. Hij beschuldigt de anti-Piet lobby zich te vergrijpen aan een onschuldig kinderfeest. Onsmakelijke tekst, vuige associaties.
En tenslotte stelt De Ruiter dat de anti-Pietlobby het echte werk laat liggen: slavernij in de seksindustrie, vrouwenhandel, uitbuiting op de aspergevelden. You name it! Wat een lamlendige debattruc! Iemand die zich ergens voor inspant wordt verweten dat er ook nog andere misstanden aan de kaak kunnen worden gesteld. Waar hebben we het eerder gehoord: Il faut cultiver notre jardin?
De Ruiter, heb je niks beters te doen dan valse munt te slaan uit je ongelijk?
De auteurs zijn verbonden aan Nieuwwij.nl, alwaar dit artikel eerder werd gepubliceerd.