Het wordt ons van alle kanten verzekerd: de bezuinigingen in de zorg en de transitie van de jeugd-GGZ naar de gemeenten zullen er niet toe leiden dat kinderen en jongeren buiten de boot vallen. Wel een beetje jammer dat bij Rivierduinen, een grote GGZ-instelling die het midden en noorden van Zuid-Holland bedient, een derde van de behandelaars in de kinder- en jeugdpsychiatrie moet verdwijnen. Ze zijn ‘boventallig’ – en met hen, blijkbaar, ook de duizend kinderen die ze onder hun hoede hebben.
Duizend kinderen en jongeren wier behandelingen voortijdig worden afgebroken, die van behandelaar moeten wisselen omdat de plek van hun eigen therapeut is wegbezuinigd, of die op een wachtlijst terechtkomen. Dat zal heus niet voor alle kinderen een drama zijn, maar voor de meesten wel. Ze komen namelijk niet voor niets hulp zoeken.
Moet alles dan maar bij het oude blijven? Welnee. Maar kijken hoe de zorg goedkoper en efficiënter kan is één ding; rücksichtslos een derde van de hulpverleners wegsnijden is heel wat anders. Dan knip je niet zorgvuldig met een schaartje, maar zet je er keihard de bijl in.
Ik ben benieuwd wat het achterliggende idee is om juist op de zorg voor kinderen en jongeren zo fors te bezuinigen. Misschien is die zorg naar verhouding duur; vaak worden niet alleen de kinderen, maar ook hun ouders in de behandeling ‘meegenomen’. Dat lijkt me heel verstandig, maar zulke ouderbegeleiding kost natuurlijk wel wat.
Misschien is het idee wel dat kleine mensen kleine zorgen hebben, die je dus ook ‘klein’ kunt aanpakken: niet door er een specialist op te zetten, maar door eenvoudige zorg in te zetten. Zorg die een huisarts of zijn POH (praktijkondersteuner) wel kan leveren, of een jeugd- en gezinsteam, of een sociaal wijkteam.
Die laatste twee zijn nog in de maak, maar een beetje bestuurder handelt natuurlijk proactief. Die zet de cliënten nu alvast in de rij voor een nieuw loket waar het bordje ‘binnenkort open’ boven hangt.
Intussen raken al die kinderen en jongeren de therapeut kwijt met wie ze een vertrouwensband hebben opgebouwd (heel slecht voor kinderen die vaak toch al een beschadigd vertrouwen in mensen hebben). Wordt de caseload van de niet-boventallige hulpverleners die mogen blijven flink zwaarder (te zwaar? Dat zou best kunnen, want ze hebben nu al hun handen vol). En kunnen er ook geen nieuwe intakes en nieuwe behandelingen worden gedaan (want ja, daar zijn geen tijd en mensen voor).
De wachtlijsten groeien daardoor ook. Dat betekent dat kinderen veel later worden behandeld, voor misschien wel veel ergere problemen. Want die problemen gaan in de tussentijd niet in de wachtstand; die ontwikkelen zich gewoon verder. Het betekent ook dat die behandelingen door gebrek aan tijd en menskracht minder uitgebreid zullen zijn.
Zijn kortdurende behandelingen fout? Nee. Maar wel voor jongeren die een langdurige behandeling nodig hebben. Als die keuze wegvalt, betekent dat een verschraling van het aanbod.
Op de een of andere manier vinden we dat in de psychiatrie veel minder erg dan bij lichamelijke ziekten. Stel dat het ziekenhuis een intakestop had, waardoor honderden lichamelijk zieke jongeren geen hulp zouden krijgen – het land zou te klein zijn. Maar alleen al bij Rivierduinen zullen de komende maanden zo’n 800 kinderen tevergeefs aankloppen (in 2013 meldden zich 1900 nieuwe kinderen). Dat je een kind met diabetes, epilepsie of kanker halverwege zijn behandeling naar huis zou sturen of in de wachtkamer zetten, vinden we onvoorstelbaar. Dat kind kan wel doodgaan!
Maar dat er jonge suïcidale, dakloze zorgmijders over straat zwerven, vinden we vooral vervelend – voor onszelf. Maar ook zo’n kind kan wel doodgaan! Elke week pleegt iemand jonger dan 19 jaar zelfmoord. Dat is er elke week een te veel. Laten we in hemelsnaam de zorg voor kinderen en jongeren zó reorganiseren dat dit aantal niet groeit. Met een schaartje, en niet met een bijl.