De beste manier om er achter te komen hoe verbindend de vrouwenstem anno 2017 is, is door je hoofd uit het raam te steken en je hardop af te vragen waar roze pussymutsen, kuttenpakken en borden met afbeelding van hoofddoek, ‘eradicate men’, ‘radical islamic feminist’ en ‘vrouwen zijn ook mensen’ nou precies toe oproepen. De Womans Marches, die min of meer in elk welvarend land plaatsvonden, lijken over van alles te gaan en dus nergens over te gaan, maar dat kan natuurlijk niet waar zijn. Energie heeft altijd een bron. Miljoenen uren aan breiwerk zitten er in de roze mutsen, het breipatroon ging zowat viral op internet en in de tegenstrijdige boodschappen -‘vrijheid voor vrouwen’ enerzijds en ‘pro-sharia’ anderzijds – zit gek genoeg ook een soort coherentie: de tegenstrijdigheid zelf. De betekenis, de verbinding, ligt dus ergens halverwege de behoefte allemaal hetzelfde eruit te willen zien en allemaal inhoudelijk, tegen eigen belangen in, alle kanten op te vliegen.
De draagsters van de roze muts ‘verdienen respect’, zo maakte ik op uit de eieren die ik tegen mijn hoofd kreeg toen ik dat respect niet toonde, want de muts stond voor eigenheid of “excentriciteit” en “dat zou ik -als vrouw- toch moeten begrijpen”. Dat ik in mijn eentje hún individualisme aanviel in een zee van roze was natuurlijk absurd, maar er was geen bereidheid die absurditeit te overwegen, laat staan erkennen. Het was gewoon weer alsof ik in groep acht zat, waar de meisjes vooral druk waren met wie wel en niet mee mocht doen. Bikkelhard, onverdraagzaam.
Ik probeer het echt, maar met alle wil van de wereld kan ik het bijzondere, de ‘verbindende kracht’ van vrouwen met een breiclubjesmentaliteit echt niet zien. Die vrouwen die in het verleden de grootste veranderingen teweeg brachten -voor andere vrouwen- waren steeds individuele vrouwen: Rosa Parks, Coco Chanel, Marie Curie, Margaret Thatcher, Simone de Beauvoir, Jeanne d’Arc. Dieper in de pussyhat materie werd het alleen maar collectiever, enger, toen ik op de pussyhat movement website las dat ‘breien een traditionele vrouwenkunst is en dat breiclubjes helemaal geen roddelkransjes zijn maar powerful bijeenkomsten, een safe space waar vrouwen kunnen praten en elkaar kunnen steunen’.
Als vrouw met genoeg oestrogeen in haar aderen kan ik redelijk goed inschatten dat samen traditioneel doen, taarten bakken, tupperware verkopen en gordijnen inkorten geen goede voorbode zijn voor een individueel en onafhankelijk leven, waarin je samen invloed kunt uitoefenen of een politieke beweging kunt zijn. Hooguit een blissfully ignorant ‘gelukkig’ leven, maar dat is niet iets om een mars voor te lopen niet? Omdat dat best wel hypocriet is ook.
Via de borden met warrige leuzen, de mannen die meelopen in de bh van hun vrouw, achter het slachtoffergedrag van vrouwen die angst hebben als de ‘witte vrouw gezien te worden die voor Trump stemde’, loop ik steeds een doodlopende steeg in. Met aan het eind: steun, samen, power, respect. Niet meer dan een serieuze breikrans.
Vrouwen willen hun problemen (laat staan wereldproblemen) niet opgelost zien, ze willen gezien en gehoord worden. Het staat er zelfs letterlijk: ‘the more we are seen, the more we are heard. Let’s come together to support women’s rights in a creative and impactful way’. Niets over wat die rechten zijn, voor wie en wanneer die gelden, hoe onderdrukte vrouwen binnen de islam en andere religies geholpen kunnen worden. Niets. Het is allemaal: ‘kijk naar ons. Kijk naar ons mannen, witte mannen, zwarte mannen, machtige mannen, kijk naar ons, veel en vaak’. Ze willen daarnaast gezien worden door elkaar, de niet zo machtige vrouwen die in kuttenpakken en roze mutsen tolerable en niet bedreigend zijn. Ze willen niets doen, maar letterlijk mutsen.
Over zaken spreken die vrouwen werkelijk belemmeren in hun vrijheid zou wel zin hebben. Bijvoorbeeld: welke offers gaan we brengen als we hoogleraar willen worden? Hoe ga je dat dus zelf bereiken? Wat betekent de hijab in de islam, wat te doen tegen seksueel geweld, met name binnen de islamitische cultuur waar het ‘normaal’ is, hoe bereiken we mensenrechtenorganisaties met betrekking tot het stenigen van vrouwen, enzovoort.
De pussyhat vrouw zoekt uit angst voor keuzes, offers en idealen, vooral de groep op, het breiclubje. En als binnen die groep saai en hetzelfde zijn de norm is, als die groep zegt dat met honderdduizenden tegelijk dezelfde roze muts dragen excentriek is en ‘voor vrouwenrechten’, dan is dat nog steeds een groep. Maar dan met mooie gordijnen en kliekjes in tupperware.
‘Moet alles dan kapot?’ zei iemand toen ik de pussymuts kritiseerde. De code van de verbinding mocht ik niet verbreken, niet dat ik die macht heb overigens, maar uit die opmerking blijkt ook het taboe. Als vrouwen eenmaal besluiten dat ze samen iets kunnen doen dan sluit het pact zich. Die geslotenheid is niet bevrijdend maar juist gevaarlijk.
De Womans March en het onverdiende gejubel eromheen is helemaal geen activisme maar lijkt op hoe tegenwoordig politiek wordt bedreven door niet-politieke lichamen: universiteiten, belangengroepen, bedrijven. Door grote getallen op de been te brengen, de schijn van oprechtheid en een gevoel van saamhorigheid te kweken, en zo kritiek te kunnen pareren met ‘hatelijkheid’, ‘seksisme’ en ‘islamofobie’. Het activisme van deze vrouwen is alles behalve een oproep voor vrouwenrechten, het is een slaafse houding die tot nog meer slaafsheid uitnodigt. De organisator van de Womans March, Linda Sarsour, is een pro-sharia activiste (een echte activiste dus) die haar vrouwenonderdrukkende agenda dankzij vrije westerse vrouwen -onder de radar- kan verspreiden. Daaraan werken pussyhat vrouwen mee. En nog geen miljoen kuttenpakken gaan tegen dat kwaad iets uithalen op deze manier.