Jacques Monasch beschrijft in zijn artikel een aantal weeffouten in het Europese bouwwerk die om verandering schreeuwen. Het zijn grosso modo algemeen erkende problemen en we moeten hopen dat er zinvolle actie op zal worden ondernomen voor de wal het schip keert. Eén klacht lijkt me echter niet gegrond, en dat is waar Monasch naar aanleiding van de huidige migratieproblematiek stelt dat gezamenlijke lasten op dit punt tussen lidstaten op onaanvaardbare wijze worden afgewimpeld: “asielzoekers voor de rijke landen, subsidiepotten voor de (Oost-Europese-) landen die weigeren hun deel van [de] problemen op zich te nemen”.
Een analogie kan het bezwaar tegen Monasch’ visie verhelderen. Als een groep redelijk welvarende mensen op straat wordt geconfronteerd met enkele bedelaars, dan voelt een deel van die mensen de neiging iets te geven, en een knagend geweten als ze de beurs dicht houden. Al dat voelen en knagen speelt zich af tussen de oren, maar pleegt te worden ervaren als een manifestatie van iets buiten jezelf: van een morele plicht die objectief bestaat en die je hebt, ongeacht of je dat als zodanig ervaart of niet.
Of zo’n objectieve morele plicht inderdaad bestaat is een omstreden kwestie, maar de sociale werkelijkheid zou zonder deze psychologische mechanismen beslist harder en killer zijn. Veel mensen geven wel eens wat aan bedelaars en zowel gever als ontvanger voelen zich daar beter bij.
Laten we er for arguments sake eens van uitgaan dat er inderdaad een objectieve plicht is iets voor bedelaars te doen. En stel nu eens dat u op straat ziet hoe gul ik geef, of zelfs dat ik een bedelaar uitnodig bij mij in te trekken. Verandert dat iets aan úw plicht tegenover die bedelaars? Neemt uw verantwoordelijkheid jegens de bedelaars toe doordat ik zo deug, en u mij ziet deugen? En, ook niet onbelangrijk: geeft mijn gulheid mij het recht van u eenzelfde altruïsme te eisen?
Het antwoord van vrijwel iedereen die zich in dergelijke vragen heeft verdiept is ontkennend. Voor zover u al iets verplicht bent tegenover de bedelaar is dat iets tussen u en de bedelaar. Mijn goedheid tegenover de bedelaar vermindert misschien mijn plicht tegenover de andere bedelaars en geeft mij wellicht enig recht op dankbaarheid van ‘mijn’ bedelaar, maar verandert niets aan úw plicht tegenover de overige bedelaars. Als u ze iets verplicht was, dan blijft dat zo; als u ze niets verplicht was dan blijft dat ook zo.
Bovendien – en dat is een cruciaal punt – heeft mijn goedheid geen invloed op de morele relatie tussen u en mij. Mijn gedrag is niet iets wat mij overkomt, maar een keuze. Die keuze geeft mij misschien het gevoel dat ik vervolgens in mijn recht sta als ik u aanspreek op uw krenterigheid, maar dat is slechts een gevoel, een psychologisch verschijnsel en niet meer dan dat. Mijn keuze voor mijn gedrag geeft mij geen enkel objectief recht iets van u te eisen. Dat blijft tussen u en de bedelaars.
Terug naar Monasch en de asielzoekers. Het is een feit dat sommige landen de afgelopen decennia, en vooral de afgelopen jaren, spectaculair deugen. Verblind door Christelijk geïnspireerde naastenliefde nemen ze mensen op die naar aard en aantallen grote gevolgen zullen hebben op langere termijn. Je zou dat mooi kunnen noemen; een grootschalige variant op mijn gastvrijheid tegenover mijn bedelaar. Al die binnengelaten en opgenomen asielzoekers zijn echter niet iets wat deze landen overkomt, maar een keuze.
Die keuze geeft die landen misschien het gevoel dat ze vervolgens in hun recht staan als ze andere landen aanspreken op hun geringe opnamebereidheid, maar dat gevoel is een psychologisch verschijnsel en niet meer dan dat. Hun keuze voor hun eigen Willkommenskultur verandert niets aan de plicht van andere landen tegenover de asielzoekers. Als die de asielzoekers iets verplicht waren, dan blijft dat zo; als ze de asielzoekers niets verplicht waren dan blijft dat ook zo. Bovendien – de kern van mijn bezwaar tegen Monasch – geeft het barmhartig gedrag van sommige landen ze geen enkel objectief recht andere landen ergens op aan te spreken. Eventuele verplichtingen zijn zijn van die andere landen jegens de asielzoekers; niet van de minder barmhartige landen tegenover de barmhartige landen.
Het zou wellicht anders zijn als de asielstroom geen keuze was, maar iets wat sommige landen overkomt als een aardbeving of droogte. In dat geval zou je kunnen vinden dat andere landen een morele plicht hebben om bij te springen. Hun relatie tot de getroffen landen zou dan zijn als die tussen u en de bedelaar. Zoals landen als Hongarije en Australië dagelijks aantonen, gaat het echter niet om een onstuitbaar natuurverschijnsel. Asielzoekers opnemen is evenzeer een keuze als een bedelaar in huis nemen, en rechtvaardigt daarom geen claim op andere landen.
Er is dan ook, anders dan Monasch beweert, niets onaanvaardbaars aan dat sommige lidstaten de gezamenlijke lasten op dit punt afwimpelen, want er zijn geen gezamenlijke lasten. De last die sommige landen ervaren is een gevolg van hun eigen keuze en legt daarom geen plicht op andere landen zich vergelijkbare lasten op de schouders te laden. Als zij de bootjes afhouden is dat misschien – al denk ik zelf van niet – verzaking van hun morele plicht tegenover de asielzoekers, maar zeker geen verzaking van hun plicht tegenover meer altruïstische landen. Die altruïstische landen hebben daarom niets te klagen.