De periode 1966 tot 1977 vormde een gouden tijd in de popmuziek waarnaar nog steeds teruggeblikt wordt in de media. Een ongekende uitbarsting van creativiteit en vernieuwing vond zijn weerslag in een eindeloze reeks meesterwerken op vinyl: de albums. De Beatles hadden de muziekbusiness al in 1962 op zijn kop gezet met aanstekelijke pop die jongeren overal in vervoering bracht, maar toen op 5 augustus 1966 het album Revolver het licht zag ontpopten de Beatles zich onder leiding van John Lennon en Paul McCartney als pioniers met branie die experimenteerden met achterstevoren afgespeelde gitaarpartijen, Oosterse muziek, tapeloops en intrigerende stereo-effecten. Vóór Revolver klinken de Beatles nogal braafjes (I Want To Yold Your Hand): teenagermuziek zonder bite. Maar vanaf Revolver gingen muzikaal alle remmen los en werden de Beatles volwassen.
Revolver was een meesterwerk maar het hield daarmee niet op in 1966: verder verschenen Pet Sounds van de Beach Boys, Blonde on Blonde van Bob Dylan, Aftermath van de Rolling Stones, Sounds of Silence van Simon and Garfunkel en Fresh Cream van Cream. In de jaren erna hield de bloeitijd in de pop aan met allbums als Electric Ladyland (1968) van Jimi Hendrix, The Notorious Byrd Brothers (1968) van The Byrds, Music From Big Pink (1968) van The Band, Trout Mask Replica (1969)van Captain Beefheart, Holland (1973) van de Beach Boys,Young Americans (1975) van David Bowie, Born to Run (1975) van Bruce Springsteen, de albums van Roxy Music tot en met Siren (1975) en Songs in The Key Of Life (1976) van Stevie Wonder. De muzikale rijkdom was overweldigend en zou voortduren tot de opkomst van de Punk toen de pop volgens de Sex Pistols en consorten te gekunsteld en megalomaan was geworden, oftewel uit-ontwikkeld.
Het was niet alleen de muziek die de wereld in die tien jaar begeesterde en inspireerde, het ging hand in hand met een geestverruimende cultuur die de grenzen van de ‘burgerlijke’ maatschappij opzocht en overschreed. Vrije seks, alle soorten drugs (van wiet tot LSD) nieuwe leefvormen (de commune), politieke omwentelingen (Provo en de studentenopstand in mei 1968 in Frankrijk), de experimenteerdrift reikte tot alle hoeken van de samenleving. Pas jaren later was er aandacht voor de schaduwkant van de revolutionaire roes in de swinging sixties en seventies. Want de kunstzinnige en maatschappelijke vernieuwingsdrang bleek ook nogal wat slachtoffers geëist te hebben, de kinderen van de rekening. Zoals tot uiting kwam in een schrijnende documentaire uit 2012 – Alleen in de wereld – van de dochter van Willeke van Ammelrooy, Denise Janzée, over drie kinderen van kunstenaars die met gemengde gevoelens terugkeken naar hun ‘vrije opvoeding’. Onlangs verscheen de roman Goed Volk, van Teun van der Keuken, waarin hij de geestelijke verwaarlozing door zijn ouders – zijn vader was de beroemde filmer Johan van der Keuken – beschrijft. En de zoon, Daan, van de eigenzinnige fotograaf Ed van der Elsken – er is nu een overzichtstentoonstelling van zijn werk in het Stedelijke Museum in Amsterdam – onderzoekt in de documentaire De erfenis de moeizame band met zijn in 1990 overleden vader.
Maar de epische losbandigheid en maniakale vrijheidsdrang, die de jaren 1966 -1977 kenmerken, met als collateral damage de nodige menselijke ellende, werd de afgelopen jaren nergens zo confronterend weergegeven als in de documentaire Beware of Mr. Baker, onlangs herhaald bij Het Uur van de Wolf van de NTR. Over de legendarische drummer Ginger Baker van Cream, de eerste supergroep in de popmuziek met verder Jack Bruce en Eric Clapton. Met hun meeslepende mix van blues, jazz en rock, het briljante gitaarspel van Eric Clapton, de ijle zang van Jack Bruce en de stuwende drumpartijen van Ginger Baker (hij was van origine een jazzdrummer) schreef Cream – the cream of the crop – geschiedenis. Ze waren even de koningen van de pop, met alle parafernalia die erbij hoorde: rijen lekkere wijven, een berg drugs, drankgelagen en vernielde hotelkamers, in die tijd een verplicht nummer in de wereld van de popsterren.
Zanger Steve Winwood: “Er werden heel veel drugs gebuikt in die tijd. Maar eerlijk gezegd ging dat toen behoorlijk langs me heen, want ik rookte zoveel wiet dat ik amper wist wat er allemaal gebeurde”.
Het feest duurde niet meer dan 28 maanden voor Cream, vier albums verschenen er met muziek die insloeg als een atoombom. Carlos Santana: “Ik zag ze in San Francisco, ze zagen eruit en klonken als giganten. Ze speelden supersonische muziek, dat is wanneer de Heilige Geest het overneemt en je achteraf geen idee hebt hoe je zo hebt kunnen spelen”. En Ginger Baker, die en passant de drumsolo uitvond, genoot met volle teugen van het bestaan als popartiest. Als je
Cream inhuurde, eiste Ginger een krat bier, twee zwarte hoeren en een witte limousine. Anders kwam hij niet. Cream was een vuurpijl die tot de stratosfeer reikte en toen uitdoofde in een poel van drugs en de rivaliteit tussen Ginger Baker en Jack Bruce. Producer Chip Stern: “Voor twee muzikanten die elkaar geweldig aanvulden is het opmerkelijk hoe goed ze het niet met elkaar konden vinden”. Letterlijk slaande ruzie hadden ze, want Ginger Baker had een kort lontje en gebruikte niet alleen zijn vuisten maar trok zo nodig ook een mes. Eric Clapton keek machteloos toe en barstte soms in huilen uit.
In de documentaire Beware of Mr. Baker wordt Ginger Baker over zijn avonturen met Cream en zijn leven erna geïnterviewd op zijn ranch in Zuid-Afrika door regisseur Jay Bulger. We zien een nukkige man met zonnebril die soms een dreigende stilte laat vallen als een vraag hem niet bevalt en die stram lopend met een wandelstok zijn paarden inspecteert. Je begint te begrijpen waarom bijna niemand in de muziekscene nog met hem wilde samenwerken na Cream en de korte tijd met de volgende supergroep (Blind Faith hield het vier maanden en één album uit) waaraan hij zich tot schrik van Eric Clapton, die net dacht van hem af te zijn, opdrong. Het andere bandlid was Steve Winwood, van wie je inderdaad de indruk krijgt dat alle perikelen, beneveld door wiet als hij was, volkomen langs hem heen gingen.
Vervolgens raakte Ginger Baker pas echt op drift, een dolende ziel die zich nergens echt thuis voelde. Met vrouw Liz kreeg hij drie kinderen maar hij gaf haar al voor hun huwelijk te verstaan:
“Als je me tussen jou en de drums laat kiezen, dan kies ik de drums”. Hij vertrok, vrouw en kinderen in Engeland achterlatend, naar de bakermat van het drummen, Afrika. Naar Nigeria, waar hij in de jaren zeventig een warm welkom vond bij bandleider, revolutionair en stichter van een commune: de roemruchte Fela Kuti. Baker drumde in zijn band, ze speelden en dronken samen en deelden de in Afro Spot rijkelijke aanwezige vrouwen. Bovendien begint hij een muziekstudio, de eerste 16-sporenstudio in Afrika waar naast Fela Kuti ook ander Afrikaanse muzikanten platen opnemen. Kortom, Ginger Baker was in zijn element, levend in een land dat toen in de greep was van revolutie, dood en verderf.
Lang zou het dan ook niet duren. Ginger Baker ontdekte het polospelen in Lagos en werd lid van een poloclub waar de (militaire) elite samenkwam, dezelfde elite waartegen Fela Kuti vol vuur ageerde. Het kwam tot een verwijdering tussen de twee characters en toen een platenbaas / maffioso, die zijn territorium bedreigd zag door Bakers opnamestudio, het leger op hem afstuurde, sprong Ginger van een balkon en vluchtte in zijn Range Rover het land uit. Hij verloor een fortuin, iets waar hij ook een groot talent voor had.
Uit een BBC-reportage waarin te zien was dat Baker 30 polopaarden naar Engeland liet overvliegen, meende de belastingdienst op te maken dat er wel wat te halen viel bij de beroemde drummer. Dat bleek tegen te vallen, waarna het huis waarin zijn vrouw en drie kinderen leefden in beslag werd genomen en zij op straat belandden. Zoon Kofi:”Ik nam mijn drums mee en ging op straat wonen en in kraakpanden. Hij had nooit een gezin moeten nemen, dan was het veel beter met hem gegaan. Dan hij een minder grote rotzooi achtergelaten.” Volgde een intermezzo met de 18-jarige zus (volgens de tabloids een ‘shapely teenager’) van het vriendje van zijn dochter, met wie hij ging samenhokken in een bouwval zonder elektriciteit op een Italiaanse berg.
Ginger: “Ze zat nog op school. Ze was ondeugend en heel sexy”. Toen het tot de bevallige teenager doordrong dat de beroemde drummer platzak was en het leven met hem minder glamorous dan gedacht, nam ze al gauw de benen.
Ginger evenwel bleek een ware herrijzenisartiest te zijn: op uitnodiging van een Califonische B- filmregisseur reisde de dolende drummer naar Amerika waar hij na een weinig gedenkwaardig optreden als acteur (Ginger: “The Nasty Boys was het slechtste was ik ooit heb gezien”) een tijdje speelde met de heavy metal band Masters of Reality. Het publiek dat naar hun optredens kwam had geen idee wie de roodharige Catweazle achter de drums was en jouwde hem doodleuk uit. Fuck that, dacht Ginger Baker: hij verkaste naar Colorado waar hij de Mile High Poloclub opzette met jamsessies na de polowedstrijden. Dat beviel goed en uit de jamsessies kwam een jazzband voort, DJQ20, die al gauw enige faam verwierf. Ook ontmoette Ginger vrouw nummer drie, Karen, dus niets leek het huiselijk en artistiek geluk nog in de weg te staan.
Zo steekt het leven echter niet in elkaar als je Ginger Baker bent. Ook zijn nieuwe vrouw kwam er snel achter: “Waar Ginger ook heen gaat, binnen de kortste keren is het bonje”. Dit keer omdat de Engelse verzorgster van zijn polopaarden niet in de VS werd toegelaten. Ginger: “De VS kan mijn kont kussen”. Net voordat hij uit Amerika verdween gaf hij zijn zoon Kofi, die bij hem in Colorado verbleef, een verbale aframmeling. Kofi: “Hij zei dat ik een waardeloze drummer was en nooit zo goed zou worden als hij. Het was zijn manier van afscheid nemen. Ik vroeg hem of hij eigenlijk wel iets om me gaf. Het antwoord was nee”.
En zo belandde Ginger Baker in Zuid-Afrika, aanvankelijk met weinig geld. Maar daar kwam verandering in toen Cream in 2005 weer bij elkaar kwam voor een serie reünie-optredens. Het was op initiatief van Eric Clapton die besefte dat zowel Jack Bruce (leverkanker) als Ginger Baker (gewrichtsontsteking) gezien hun fysieke en financiële situatie wel enige steun konden gebruiken. De vier concerten in de Royal Albert Hall in Londen waren binnen een uur uitverkocht en leverde Ginger Baker het aardige bedrag van 5 miljoen pond op. Daar kun je wel een paar paarden voor kopen en zo zien we de onverwoestbare drummer in de documentaire een paar jaar na de Cream- reünie zijn paarden liefkozend toespreken. Ginger: “Ik heb 38 paarden. Paarden stellen je niet teleur”.
Mensen uiteraard wel. Toch zien we Ginger Baker in zijn Zuid-Afrikaanse ranch naast een jonge zwarte vrouw zitten: Mrs. Baker nummer vier, de 42 jaar jongere Kudzai die met haar twee kinderen bij hem is ingetrokken. Wanneer regisseur Jay Bulger aan haar vraagt of Ginger een goede stiefvader voor haar kinderen is, blijft het verontrustend lang stil. Dan antwoordt ze aarzelend: “Yeah”. Baker en het gezinsleven, niet bepaald een gelukkig huwelijk. Vrouw nummer drie, Karen, heeft er een verklaring voor:” Misschien komt het doordat zijn vader in de Tweede Wereldoorlog is overleden. Die is hem abrupt ontnomen en daar had hij geen invloed op”. Ginger zelf daarover: “Mijn enige herinnering aan mijn vader is dat hij op de trein stapte na zijn laatste verlof. Toen de trein wegreed rukte ik me los van mijn moeder en rende huilend over het perron achter de trein aan. Alsof ik wist dat hij niet terug zou komen.”
Tegen het einde van de documentaire zien we Ginger Baker ook weer doen waar hij goed in is, op op een jazzfestival in Genève: als een bezetene tekeer gaan op zijn drumstel met die typische junkiegrijns op zijn gezicht. Misschien is er een andere bezetene voor nodig, John Lydon oftewel Johnny Rotten, die met de Sex Pistols tegen het popestablishment waar Ginger Baker deel van uitmaakte rebelleerde, om de drummer naar waarde te schatten. Lydon blijkt Ginger Baker inmiddels hogelijk te waarderen: “Ik neem de ervaringen uit mijn eigen leven en die illustreer ik graag met muziek. Dat doet Mr. Baker ook. Als hij daardoor sociaal niet makkelijk is, dan is dat blijkbaar wat de muziek van hem nodig heeft om zo bijzonder te zijn. En ik kan iemand die zo’n perfect resultaat aflevert niet in twijfel trekken.”
Met andere woorden: je mag nog zo’n klootzak of sociopaat zijn, als je de wereld verrijkt met interessante kunst of bijzondere muziek word het je vergeven. Hoewel niet iedereen het daarmee eens zal zijn. In ieder geval is Ginger Baker het lot bespaard van jonggestorvenen op het slagveld van de popmuziek in de jaren zestig en zeventig, zoals Brian Jones, Jimi Hendrix, Janis Joplin en Jim Morrison (de 27 club). Eric Clapton zegt daarover:”Ik ben sceptisch over muzikanten die jong sterven en een legende worden, mythische figuren. Er is niets mythisch aan Ginger, hij is precies wat hij is. En daar gaat het om”. Zijn wie je werkelijk bent, daar gaat de film Beware of Mr. Baker van Jay Bulger dus eigenlijk over, en dat is misschien wel waar het om draait in het leven.
Ginger Baker, inmiddels 77, leeft nog. Optreden doet hij niet meer, in juli van het vorig jaar onderging hij – inmiddels met Kudzai in Engeland woonachtig – een openhartoperatie. Daar leek hij goed van te herstellen en sindsdien is hij vooral bezig Mr. Baker te zijn, zo lang het nog kan.
I can walk down the street, there’s no one there
Though the pavements are one huge crowd
I can drive down the road; my eyes don’t see
Though my mind wants to cry out loud,
Though my mind wants to cry out loud
I, I, I, I feel free
I feel free
I feel free.
(Cream, I Feel Free)