Met stijgende weerzin volg ik het verkiezingscircus 2017. We kennen de rituelen vooraf: politici en partijen die zich opzichtig profileren in sleetse verkiezingsdebatten, de doorzichtige loze beloften, de dagkoersen van de doorgerekende verkiezingsprogramma’s van het CPB, de koopkrachtplaatjes met tienden achter de komma, de breekpunten en de uitsluitingen, het is allemaal zo cliché dat je er doodmoe van wordt.
Waarom zou je eigenlijk nog stemmen? In politiek correcte kringen is niet stemmen een vorm van tokkiegedrag, van de laagopgeleide niet maatschappelijk geïnteresseerde boze burger in de achterstandswijk. Wél schelden op de maatschappij, maar niet deelnemen aan het democratische proces. Oei! Dan heb je geen recht van spreken. Mond houden dus, want elke vorm van kritiek op de overheid is dan onterecht: had je maar moeten gaan stemmen!
Zou het? Er bestaat ook nog zoiets als zelfrespect hebben, je niet langer laten gebruiken als stemvee onder het voorwendsel van democratie. Je niet voor een partijpolitiek karretje laten spannen omdat je volledig uitgekeken bent op de politiek, op de valse verkiezingsbeloften van politici, op het politieke partijgekonkel en op de ongelofelijke fopspeen die verkiezingen heet.
Onze huidige democratie is een schijndemocratie. Een keer per vier jaar mogen we stemmen. Vervolgens wordt de kiezer gedurende die kabinetsperiode van vier jaar, of minder, niets meer gevraagd. De huidige democratie is immers illusoir, het is een particratie. Alle macht ligt bij de kaste van politieke partijen. De stem van de kiezer bepaalt alleen de keuze van de partij, verder niets. Na het uitbrengen van zijn stem heeft de kiezer verder niets meer te kiezen, geen burgemeester, commissaris van de Koning, geen minister-president, niets.
Bij belangrijke besluiten die het landsbelang aangaan wordt de burger niets gevraagd, dan is die burger maar een lastpost met onderbuikgevoelens. De raadgevende referenda over de Europese Grondwet in 2005 en het Oekraïne referendum in 2016 waren in de ogen van de politieke elite niet meer dan gemor van het gepeupel. Gekozen parlementariërs, zonder last, hebben geen stemgeheim, van dualisme is dus geen sprake. De fractiekadaverdiscipline bepaalt het stemgedrag in de Staten Generaal.
De afgelopen vijftig jaar zijn kiezers mondiger en hoger opgeleid dan ooit tevoren, maar in het huidige democratische bestel leven we nog in het midden van de 19e eeuw.
Het politieke landschap is volledig gefragmenteerd. Niet alleen zijn er meer splinterpartijen, ook heeft het electoraat zich los gemaakt van de traditionele tegenstellingen tussen Links en Rechts, hoe graag politieke partijen en de hun welgevallige media die tegenstellingen ook in het leven willen houden. Robuuste grote partijen met een stevig draagvlak zijn er niet meer. Een regeringscoalitie vormen met minder dan vijf partijen is anno 2017 praktisch onmogelijk. Van de ferme verkiezingspunten blijft na de verkiezingen niet meer over dan een verwaterd aftreksel gegoten in een slap regeerakkoord.
Maar wat moeten we dan? Het land moet toch geregeerd worden zult u zeggen. Daar heeft u inderdaad gelijk in. Tegelijkertijd zou ik ú willen vragen; moet het dan eeuwig zo blijven doorgaan? Was er maar enige hoop, dat de gevestigde politiek bereid zou zijn om ook maar een begin te maken met democratische vernieuwingen. Maar alle initiatieven zijn tot nu toe gesmoord in de slangenkuil van het politieke partijbelang. Het zogenaamde populisme in Europa en de VS is niet meer dan een optelsom van de decennialange miskleunen, begaan door onze politieke partijelite. De invoering van de euro, de ongebreidelde uitbreiding van de EU,de vluchtelingencrisis en in het verlengde daarvan het terrorisme, maar ook het langzaam marginaliseren van de middenklasse, met name in Nederland, hebben gezorgd voor toenemende onvrede.
Dat de ministerraad op 27 januari 2017 heeft ingestemd om een staatscommissie in te stellen, om te onderzoeken of er veranderingen nodig zijn in het parlementaire stelsel en de parlementaire democratie, mag dan positief overkomen, mij lijkt het eerder een doekje voor het bloeden. De praktijk heeft immers keer op keer uitgewezen dat opdrachten aan staatscommissies en parlementaire enquêtecommissies mooie dikke rapporten met aanbevelingen opleveren, maar dat daar doorgaans weinig mee gebeurt anders dan dat ze in een diepe la verdwijnen. Verwijt mij cynisme, maar ik plaats vraagtekens bij het tijdstip van bekendmaking en instellen van de staatscommissie, uitgerekend drie weken voor de verkiezingen. Het lijkt mij op termijn de zoveelste wassen neus omdat politieke partijen als het er echt op aankomt geen veranderingen wensen. Het partijpolitieke eigenbelang laat geen veranderingen toe. Dat is ook de reden waarom gevestigde partijen het bindend referendum resoluut afwijzen.
In mijn column van 20 juli 2016 “Tijd voor een nieuw politiek stelsel in vijf punten” heb ik aangegeven hoe onze democratie fundamenteel veranderd kan worden. Realistisch gezien zal zo’n nieuw politiek stelsel er via ons huidige democratische bestel nooit komen. Er zal een vreedzame revolutie moeten plaats vinden om de democratie echt aan het volk te geven.
Tot die tijd is de huidige politiek mijn stem niet waard.