Thuis houd ik een parkietje in een grote vogelkooi. Hij tjielpt en twiet wat af, maakt veel lawaai, vliegt van de ene kant van de kooi naar de andere. Hij hupt rond tussen andere parkieten, papegaaien en kaketoes. Als het paringsseizoen is aangebroken dan blaast hij zichzelf op en maakt een dikke buik. Hij zet zijn veren uit. Het is een klein vogeltje dat doet alsof hij heel belangrijk is. Nooit heeft het vogeltje de wereld buiten de volière gezien.
Soms voelde ik mezelf als dat vogeltje in die vogelkooi: een mannetje dat heel belangrijk doet, maar in werkelijkheid heel klein is.
Mijn bedrijf in installatietechniek bloeit. Ik ben er drieëntwintig jaar geleden mee begonnen door de deuren van Zwolle en omstreken langs te rijden, met een assistent op de bijrijdersstoel en gereedschap in de laadkabine. Ik deed klusjes in de wijk, de stad Zwolle en de huizen van het platteland. Na iedere klus dronk ik koffie aan de keukentafel. ’s Avonds kreeg ik nogal eens een biertje van de vrouw des huizes.
Ik zag de hele regio, en maakte er veel nieuwe kennissen en vrienden.
Door al deze persoonlijke contacten is mijn bedrijf flink gegroeid. Zelf ging ik steeds meer kantoorwerk doen. De klimaatsystemen, elektriciteit en loodgietersklussen werden gedaan door mijn medewerkers, en de administratie door de meisjes op kantoor. Met het driekoppig managementteam hadden we de maandagochtendvergadering (algemene lijn, weekplanning, etc.), en de woensdagmiddagvergadering (strategie, personeelsbeleid). Alle besluiten, en informatie werden gesorteerd en in mooie ordners in de archiefkast opgeborgen. De koffie kwam uit zo’n apparaat met verse bonen. Ja, we hadden (en hebben) een heel professioneel bedrijf, maar ik miste de papieren vol koffievlekken, die ik bij elkaar gebonden met elastiekjes of haastig gestapeld met een paperclipje eromheen in mijn rugzak mee naar huis nam.
Er zitten grenzen aan groei, dat heb ik wel gemerkt. De afgelopen vijf jaar zijn er nauwelijks klanten bijgekomen. En er zit een grens aan het plezier dat je in je werk hebben kunt. Ik denk dat dat samen gaat. Ik wilde het plezier terug, en de groei van mijn bedrijf. De afgelopen twee jaar hebben we er op de maandagochtend- en de woensdagmiddagvergadering vaak over gehad. We bedachten marketingacties, reclames in huis-aan-huisbladen en kortingsacties. Ik begon te experimenteren met flexibele werktijden. Ging soms eerder naar huis, begon wat later. Maar het wilde allemaal niet echt vlotten.
Toen had ik zo genoeg van het zinloos vergaderen dat ik zelf weer de vloer op ben gegaan. Ik ging weer langs de deuren in Zwolle en omstreken, en verkende nieuw gebied, andere steden in Overijssel. Ik ging gewoon weer aanbellen bij de mensen. Dan maar even minder controle op het management, en de organisatie, dacht ik. Terug aan de keukentafels krijg ik vaak te horen dat klanten het zo leuk vinden dat ik er weer ben. Mensen laten toch liever een bekende kop komen voor een klus aan huis. Niets ten nadele van mijn medewerkers, die neem ik één voor één mee op mijn klussen en ik stel ze voor aan mijn klanten/kenissen.
De les die ik eruit heb getrokken? Opdrachtgevers zijn meer dan klanten en consumenten. Het zijn vrienden, die behoefte hebben aan een goed gesprek. En mijn medewerkers, dat zijn de nieuwe bewoners die ik aan de buren voorstel. Ik ben de volière van mijn kantoor uitgekomen en ben zo een betere ondernemer geworden.