Bivakkeren in Berlijn (3)

10-09-2014 14:30

“Zin om mee te gaan naar een vervallen goederenstation?”, de ogen van mijn vriend fonkelden zo vurig bij dit naderende avontuur dat alle scepsis bij voorbaat misplaatst leek. “Eh, ja. Waarom niet?”

Een vraag als deze is in Berlijn een stuk beter te begrijpen dan in ons eigen kikkerlandje. Hier worden geen fortuinen uitgegeven om een plek vervallen te doen lijken, hier bestaan gewoon veel vervallen plekken. Dat de eenvoudige pracht van dergelijke spookoorden bij velen in de smaak valt blijkt onder meer uit de talloze imitatie-pogingen die in Nederland worden gewaagd. “Waan jezelf midden in Berlijn in het centrum van Utrecht”, meldt de website van ‘Klein Berlijn’ ons. Men ziet een nette kroeg met keurig terras en gekke designstoeltjes terwijl een stelletje posters met gestileerde nonchalance op de bar is geplakt. Aan het plafond zijn volstrekt willekeurig enkele stukken buis bevestigd, een leesmap ligt sierlijk uitgespreid naast een vaasje tulpen. “Hou bitte rekening met onze buren” schrijven ze ook nog.

Goedbedoeld, maar het komt op mij wat gekunsteld over. Alsof een dertienjarig meisje rimpels op haar huid schminkt om op haar grote zus te lijken. Een vriendin van me zat ooit te eten in een verdomd duur establishment in onze hoofdstad. Toen ze aan de ober vroeg of hij die papieren afvalzak van hun tafel mee kon nemen bleek het om een designerkaars te gaan.

Güterbahnhof

Maar wij lopen in het origineel. Na een korte trip met de S-Bahn betreden we het oude stationsterrein, slechts een neergehaald hek bemoeilijkte onze entree. Mijn vriend lijkt verguld met zijn rol als reisbegeleider. “Het geheel is in werking gesteld tussen 1893 en 1904…” “Wanneer dan?”, onderbreek ik hem. “Ja, Jezus, dat kon ik niet vinden. Ik ben toch geen onderzoeksjournalist? Naja, het is in onbruik geraakt tegen 1997. “ Dit laatste feitje wordt ietwat treurig geserveerd, als het toetje op een verjaardagsfeestje waar een beschonken oom de sfeer reeds heeft verziekt met een batterij aan niet-lollige beschimpingen van de gastvrouw.

In stilte wandelen we door het gras, maar de aanblik van ons eindstation montert mijn vriend weer op. “Hier werden dus ooit 1800 goederenwagons per dag behandeld!” glundert hij, “1800!”. Vergane glorie. We zijn een betonnen herinnering binnengestapt; de plek is tanende, drijft weg van de trotse momenten die ooit in haar oorsprong lagen, en graffiti vormt karakteristieke vlekken op het gelaat. Het ronde gebouw heeft iets weg van een reusachtige muziektent waar gaten in het dak het zonlicht gefragmenteerd op de vloeren laat vallen. Mooi is misschien niet het goede woord voor een plek als deze. Fascinerend eerder, zoals het doorleefde gezicht van Herman Brood in de herfst van zijn bestaan je benieuwd kon maken naar zijn verhalen. Om met Mark Twain te spreken: “de tijd mag dan wonden helen, ze is een verdomd slechte plastisch chirurg”.

Helikopter

Iets verderop is een totaal verroeste omloop te vinden, een enorme draaischijf op het water bracht hier vroeger locomotieven op het juiste spoor. Nu spelen er twee kinderen enthousiast voor weldoener. “Wij halen alle spullen uit het water zodat deze plek nog mooier wordt, meneer”. Even helpen we de jongens met hun heilzame karwei. Vanaf een stapel pallets aan de rand van het terrein worden we gadegeslagen door een studerende dichter. Van boven zijn A-viertjes beschouwt de man ons met een blik die doet vermoeden dat hij wél een diepere laag weet te ontdekken in ons onbeholpen geklungel met brokstukken.

We raken aan de praat. “Ik leer mijn teksten altijd hier, hier komt men tot rust. Het is een plek waar de natuur haar deel terugneemt van de roestige mensenwereld, dat doet je onze vergankelijkheid inzien.” Zijn monoloog wordt even onderbroken door het gedonder van een laagvliegende politiehelikopter. We slaan er nauwelijks acht op. “De mens zal de strijd uiteindelijk verliezen, de natuur zal ons overleven”. Weer buldert de helikopter laag over onze hoofden, de wijsheden worden even onderbroken. Als dit tafereel zich een keer of zes herhaald heeft, trekken we onze shirts uit en zwaaien als schipbreukelingen naar de piloten. Onze vingers vormen vredestekens. De kinderen komen aangerend, ze hebben hun opruimwerkzaamheden voltooid. “Weten jullie wat die helikopter hier zoekt?”, vraagt de dichter. De jongens glimmen van autoriteitsgevoel. “O ja meneer, dat is vanwege de vossen.”
“Vossen?”
“O ja meneer, wel honderden. Die zitten in dat huisje daar en zijn zeer gevaarlijk.”
“Dan kunnen we daar beter niet heengaan!”
“Dat kan wel hoor, maar dan moet je slim zijn.” Deze jongen lijkt niet voor één gat te vangen.
“Wat kunnen we doen dan?”
“Nou, ik heb eens een wapen afgepakt van lijkresten waar die vossen van vraten. Toen de allergrootste me probeerde op te eten heb ik hem door zijn kop geschoten. Toen durfden de anderen ook niet meer te komen.” Zijn vriendje knikt ernstig.
“Echt waar? Een lijk?”
De diepe poelen van de kinderfantasie worden aangeboord door de ernst waarmee de dichter ze tegemoet treedt. “O zeker. Maar er zijn hier veel meer lijken. In die andere hut zit een vrouw met een mes, die heeft ons ooit willen verbranden. Maar wij waren niet bang hoor, we hebben al zoveel meegemaakt.”
“Nou, dan snap ik wel dat de politie helikopters stuurt. Misschien kunnen we dan maar beter gaan.”

Gezamenlijk verlaten we de plek des onheils, maar we worden al tegemoet gelopen door een viertal agenten. “Zo. En wat dachten we hier te doen?”
“Alleen een beetje rondkijken meneer, het is een mooi terrein.”
“Even mooi als verboden, jongens. Dat wordt betalen. Geef jullie identiteitskaarten maar.” We geven ze. “Nou, dat is dan tien euro per persoon. Contant graag, dan kunnen wij er meteen onze ijsjes van kopen.” De andere politiemannen lachen. Één van hen heeft nog een grap bedacht en gunt die aan zijn kameraad: “zeg ze maar dat dit geld wordt gebruikt om de brandstof van de helikopter te betalen.” Ook wij moeten lachen, maar als een van de agenten zich tot de kinderen richt, beginnen die verschrikkelijk te janken. “Zeg het niet tegen muuuuhuuuuttiiiiiii”
Het avontuurtje is voorbij.

Beeld: Shutterstock