DEN HAAG (ANP) – Nederland heeft een voortrekkersrol als het gaat om de berechting van oorlogsmisdaden wereldwijd, die niet in Nederland of door Nederlanders zijn gepleegd. Dit concludeert mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) in een rapport dat woensdag is gepubliceerd over het beginsel van ‘universele jurisdictie’.
Dat principe maakt het voor de nationale rechter mogelijk misdaden te vervolgen, ongeacht waar de misdaden zijn gepleegd en ongeacht de nationaliteit van slachtoffer of verdachte. Dat beginsel wordt toegepast bij misdrijven die geacht worden de hele mensheid aan te gaan, zoals genocide, marteling en oorlogsmisdaden. Wat ‘simpele’ misdaden zoals een winkeldiefstal betreft, buigt een rechter zich doorgaans alleen over feiten die in eigen land zijn gepleegd.
Nederland heeft de oudste en meest solide eenheid voor het onderzoek naar oorlogsmisdaden elders, zo concludeert HRW. In 1994 werd het Nationaal opsporingsteam Joegoslavische oorlogsmisdrijven opgezet dat onderzoek deed naar de mogelijke aanwezigheid van oorlogsmisdadigers uit ex-Joegoslavië in Nederland. Jaren later begon het Openbaar Ministerie zaken die leidden tot processen op verdenking van internationale misdrijven in de Democratische Republiek Congo, Afghanistan, Irak, Liberia, Rwanda en Sri Lanka. In zes gevallen heeft dit tot een veroordeling geleid.
Nederland is gastland van het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag, dat uiteindelijk wereldwijde bevoegdheid moet krijgen voor de zwaarste misdaden die het geweten van de mensheid schokken. Het hof is met zijn beperkte middelen echter slechts ‘complementair’ en doet alleen zaken die nationale rechters niet kunnen of willen doen. Daarom roepen NGO’s als HRW en Amnesty International landen op om zoveel mogelijk zelf werk te maken van de berechting van oorlogsmisdaden wereldwijd.