In Amsterdam-Noord begonnen jongens plots tegen hem te schreeuwen. “Homo! Flikker!”, riepen ze tegen de man, een psycholoog van een jaar of zestig. De man vertelde deze nare ervaring tijdens een debat over emancipatie in De Balie. Het debat, dat afgelopen donderdag plaatshad, werd gehouden op de vooravond van een wetenschappelijk congres over emancipatie. De man had daarom ook een boodschap voor de wetenschappers: “Zoek nou eens uit hoe je met die imams in contact kan komen, zodat die in de moskee Marokkaanse jongens kunnen aanspreken op hun gedrag.”Aardige suggestie, maar volslagen uit de tijd. Dit slachtoffer bekeek homohaat nog door de bril van de verzuiling. Hoe zit dat?
Vanaf de negentiende eeuw werd de Nederlandse samenleving steeds strikter ingedeeld binnen verticale structuren. Bovenin stond de religieuze leider, onderaan zaten de volgelingen. Vanaf de jaren zestig brokkelde de zuilen steeds verder af. De verzuiling was misschien beklemmend, maar had ook zo z’n voordelen. Jongeren waren gewend te luisteren naar de religieuze echelons boven zich. Als bijvoorbeeld een katholieke jongere een protestantse man beledigde, kon de man zich wenden tot de priester van de jongen. Een standje van de priester, een strafpreek op de rooms-katholieke school, en de zaak was geregeld.
De generatie van het slachtoffer uit Amsterdam-Noord heeft zelf ook profijt gehad bij deze verzuiling. Nog voordat de seksuele revolutie losbarstte, waren het enkele dominees en pastoors die begin jaren zestig voor acceptatie van homoseksuelen pleitten. “Toen dezen relatief progressieve opvattingen over homoseksualiteit begonnen te huldigen had dat een grote invloed op hun achterban”, concludeert een studie van het Sociaal Cultuur Planbureau. Opnieuw bleek een top down-structuur binnen de zuil goed uit te pakken voor onderlinge verdraagzaamheid en tolerantie van homoseksuelen.
Met dat in je achterhoofd is het zo gek nog niet dat het slachtoffer in Amsterdam-Noord teruggreep op verzuilde methodes: moslims als de vijfde zuil van nu, de imam als de predikant van vroeger.
Maar zo simpel is het helaas niet. Want ligt het probleem van de homohaat wel bij religie? Onderzoekers analyseerden de afkomst van daders van homogeweld in de eerste helft van 2008. Een meerderheid bleek Marokkaan noch moslim te zijn. Het waren vooral jongens van eigen bodem: 86 procent van de daders was van autochtone Nederlandse of onbekende afkomst. Sociologen denken daarom dat homohaat minder met religie samenhangt. Homohaat zou in toenemende mate voortkomen uit een bredere straatcultuur. Iets waar de imam in Amsterdam-Noord helaas niet zo veel aan kan doen.
Jaus Müller (1985) volgt de Master Nieuwste Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast werkt hij als journalist, o.a voor NRC Handelsblad. Hij schreef het boek Op Missie, de Uruzgan-veteranen: het avontuur, de angst en de thuiskomst. (NRC Boeken 2009)