Deel één van de algemene beschouwingen gisteren was slaapverwekkend. Maar dan ook echt, heel erg slaapverwekkend. Terwijl er toch grote woorden werden gesproken: diverse trendbreuken, visionaire toekomstbeelden en de grootste hervormingen sinds de Tweede Wereldoorlog. Toch was het moeilijk om aan te wijzen wie de werkelijke ‘winnaar’ was in het debat. Dit is niet omdat het debat op het scherpst van de snede werd gevoerd, maar omdat de Kamer er nog nooit zolang over heeft gedaan om niets te zeggen.
Wanneer zijn hyperbolen niet meer genoeg? Wanneer de apathie onder de bevolking het grootst is. Kiezers zijn waarschijnlijk niet eens zozeer boos op de regering, op de wetsvoorstellen vanuit de Kamer of gekke quotes in de media (tenzij je de enige sneuneus ter wereld bent die de term “ophef of Twitter” nog serieus neemt) maar eerder kapot verveeld. Iedereen probeert elkaar immers continu te overschreeuwen: quinoakutten bieden tegen elkaar op met niet normaal voedsel maar superfoods, een ramp vindt plaats en er moet direct een dag van nationale rouw komen, elke opnieuw opgewarmde prak is tegenwoordig al een ‘trendbreuk’ en beloftes die niemand ooit van plan is om na te komen worden bedekt met semi-actieve termen zoals ‘ambitie’.
Ondertussen buitelen politici over elkaar: want gaat het nu wel of niet goed met de economie? Wordt het nou besloten in Nederland of Europa? Is het een bezuiniging of laten we de kosten minder snel stijgen? Het zijn zeer basale zaken waar geen consensus over bestaat, en toch kan een discussie pas plaatsvinden zodra er zekere randvoorwaarden zijn vastgesteld. Zoals dezelfde definities hanteren. Maar zelfs dat lijkt al te moeilijk tegenwoordig voor de jongens en meisjes volksvertegenwoordigers. Het resultaat: elkaar om de oren slaan met “cijfers” werkt al niet meer, want niemand vertrouwt welke raming, project of tabel dan ook meer. Voor elk dogma bestaat er wel een bereidwillige beleidsmedewerker die wil fungeren als voetnoten-apparaat en even snel een paar ondersteunende cijfertjes erbij Googlet of tabellen Wikipediaat. Dus hoe kan je je tegenwoordig nog onderscheiden? Door te doen alsof je hartstikke visionair bent, door over je schaduw heen te springen, stippen op de horizon te zetten en met slepende Obama-eske betogen proberen aan te komen. Enige historische grootheidswaanzin (“beste kabinet sinds de Tweede Wereldoorlog”) mag hier best bij om de hoek komen kijken, zolang je maar opvalt – mag best wat kosten. Ook de waarheid.
Ondertussen is iedereen zo verbaasd waarom we toch allemaal weer kijken naar Wilders tijdens de beschouwingen. Die man zouden we toch niet serieus meer moeten nemen? Zo vreemd is dat niet: Wilders is de enige politicus die duidelijke taal uitspreekt en is hierdoor de enige politicus waar kiezers oprecht voor zichzelf kunnen bepalen of het iets is om serieus te nemen of niet. Van andere politici hebben we geen idee. Kunnen we ze serieus nemen, of niet? Het blijft hangen in ambtenarenlingo, gelardeerd met hier een daar een kekke oneliner die wordt opgelepeld door 30-jarige woordvoerders die het verschil tussen leuk zijn en leuk doen nog niet helemaal onder de knie hebben. Of ze slaan elkaar om de oren met tabelletjes en procentjes en menen allemaal dat hun procentjes en tabelletjes de Heilige Graal der procentjes en tabelletjes zijn.
Ondertussen wordt er niets gezegd. Maar dat hoeft ook niet: de rechtstaat is in goede handen, het Parlement waakt – gaat u maar rustig slapen.