Onderstaande tekst is een fragment uit het boek Blond, brutaal en bidden van Mariska Orbán de Haas, waarmee zij lovende kritieken oogstte. Zo schrijft het Katholiek Nieuwsblad: “Het boek van De Haas is voor katholieken, wat de Bijbel is voor.. uhm.. katholieken.”
Ik wil mezelf niet op de borst kloppen. Echt niet, maar ik was in die tijd natuurlijk taboedoorbrekend. Tot die tijd moesten mensen zich voordoen als iemand anders, als iemand die ze niet waren. Tot ik besloot dat het genoeg was. Ik sprak mij uit. Ik was mijzelf. Ik liet mij niet de mond snoeren. Ik, die kleine blonde ik, kwam uit de kast.
Eeuwenlang bestonden wij eigenlijk niet. Wat zeg ik? Millennia was er geen plaats voor ons in de maatschappij. Mensen vonden ons vies, onnatuurlijk en ziek. Dat is misschien wel het ergste. Dat ze denken dat je zoiets ‘af kan leren’. Maar ik wist al sinds mijn vroegste jeugd dat ik zo was geboren. Gelovend in een God.
Kwelling
De jaren daarna waren een kwelling. Diep van binnen wist ik dat ik een gelovend mens was, maar ik probeerde iedereen te overtuigen van het tegendeel. Als ik nu terugdenk hoe ik ook mijzelf voor de gek hield kan ik wel janken. De maatschappij om je heen is zo dwingend. Ik heb een belangrijk deel van mijn leven liegend doorgebracht. Die wetenschap knaagt. Soms ben ik teleurgesteld in mijzelf dat ik me niet eerder heb uitgesproken. Vaker ben ik woedend op de maatschappij die zo intolerant staat tegenover mensen zoals ik. Dan wil ik om me heen meppen. Krenkende teksten uitslaan. Provocerende poppetjes bij mensen door de bus duwen. Ik ben er niet trots op, maar die tijd heeft mij haatdragend gemaakt.
Thuis had ik vaak ruzie. Tot ik het er in een boze bui uitgooide. Ik was zo moe van het doen alsof. Ik schreeuwde dat ik in God geloofde. Mijn moeder was van het begin af aan erg begripvol. Ze had het altijd al vermoed, zei ze. Voor mijn vader gold dat niet. Hij vindt dat mensen hun geloof voor zichzelf moeten houden. Hij vindt dat gelovigen niet in staat zijn kinderen op een open manier groot te brengen. Hij vindt nog steeds dat het katholicisme iets onnatuurlijks is, omdat het tegen de natuurwetten indruist. Hij noemt mij nog steeds ziek. Maar we praten wel weer en dat is het belangrijkste.
Dolgelukkig
Ik ben uit de kast. Door mij, die kleine blonde ik, komen steeds meer katholieken uit de kast. En dat na tweeduizend jaar onderdrukking. Die realisatie kan mij dolgelukkig maken.