UTRECHT – Cabaretier Dennis van de Ven presenteert maandagavond op het Nederlands Film Festival (NFF) zijn nieuwe korte film Loodvrij. De acteur hoopt in de toekomst vaker achter in plaats van vóór de camera te kunnen kruipen. Acht vragen aan Van de Ven.
Je bent een duizendpoot: je neemt Smeris op, ontwikkelt programma’s, staat in het theater en regisseert nu ook nog een film. Waar haal je de energie vandaan?
“Grappig dat je dat vraagt, want ik heb zelf eigenlijk nooit het idee dat ik nou zo hysterisch veel tegelijk doe. Het is wel zo dat je in de media soms opeens meer aandacht krijgt, omdat dingen waar ik al langer aan heb gewerkt tegelijkertijd uitkomen. Mijn hoofd, en ook dat van Jeroen van Koningsbrugge met wie ik vrijwel alles samen doe, staat de hele dag aan: daar móeten we iets mee, dat moet eruit. En de kansen die voorbij komen, willen we graag grijpen.”
Wat bedoel je daarmee?
“Jeroen en ik hebben een fikse tijd op onze kans moeten wachten. We studeerden halverwege de jaren negentig af en stonden te trappelen om onze dingen te gaan maken. Maar het duurde jaren voor die kans zich aandiende: Jeroen heeft ergens in een la als een soort trofee nog tientallen afwijzingen van omroepen op ons eerste sketchprogramma Nieuw dier. Maar we hebben volgehouden, jarenlang, als twee hersendode autisten bleven we maar tegen alle klippen op geloven dat ons moment zou komen.”
Ben je ook bang dat jullie succesmoment ooit weer stopt?
“Daar ben ik op dit moment helemaal niet mee bezig, maar dat moment zal op een dag vast komen. Of dat ik zelf besluit uit beeld te verdwijnen. Ik wil in de toekomst sowieso meer gaan doen als regisseur of schrijver. De korte film Loodvrij, die nu op het NFF in première gaat, is een eerste stap in die richting.”
Waarom wil je perse regisseren dan?
“Ik ben iemand die heel moeilijk iets helemaal uit handen geeft. Als ik iets schrijf, dan zie ik alles al voor me: de setting, het tempo. En als een regisseur op een set dan anders besluit, kan ik het nauwelijks nalaten om me daar mee te gaan bemoeien: ‘Weet je, wat hier eigenlijk moet gebeuren…’. Ik kan me voorstellen dat dat voor anderen best lastig is.”
Valt het regisseren je mee of tegen?
“Ik ben veel te ambitieus. Om Loodvrij te draaien, hadden we drie dagen. Als je dan te veel wilt, kom je op een gegeven moment in tijdnood en moet je dingen gaan schrappen. De film is een drieluik, maar omdat ik voor het eerste luik zeven minuten nodig had zijn de andere twee luikjes wat kleiner geworden. Ik hoop dat we een slag kunnen maken van deze korte film naar een volwaardige serie over jonge vrouwen en de vrijheid.”
De film speelt zich grotendeels af op een pompstation waar van alles gebeurt. Hoe kwam je op het idee?
“Het idee kwam eigenlijk van mijn vriendin (Nzinga Sordam) en haar beste vriendin (Lauretta Gerards). Nzinga was een paar jaar terug klaar met haar opleiding en stond te trappelen om te gaan spelen. Maar er zijn heel veel actrices van haar leeftijd die dat willen. Dus moet je soms je eigen kansen creëren. Op een gezellig avondje gingen we filosoferen wat voor rol ze het liefste zouden willen spelen. Op basis daarvan kwam ik op twee stilstaande vrouwen bij een tankstation en de wereld die aan hen voorbijraast. Loodvrij gaat eigenlijk over twee vrouwen die dolgraag eens uit het keurslijf willen stappen van maatstaven die hen door anderen zijn opgelegd.”
Korte films worden relatief weinig bekeken in Nederland. Vind je dat jammer?
“Ik heb in dat opzicht tot nu toe geluk gehad. Mijn eerste scenario werd op de Filmacademie verfilmd door Tim Oliehoek en werd genomineerd voor een studenten-Oscar, dus die kreeg zijn aandachtmomentje wel. Ook mijn tweede korte film Suiker, geregisseerd door Jeroen Annokkeé, mocht niet klagen: die heeft op allerlei internationale festivals gedraaid en prijzen gewonnen, en was als voorfilmpje te zien in Pathé-bioscopen. Ik hoop stiekem dat Loodvrij een zelfde lot beschoren is. Of stiekem… nu is het niet stiekem meer natuurlijk.”
Loodvrij is maandag, woensdag en donderdag op het NFF te zien in het programma Kort!