Een detective is naar zijn diepste wezen een zedenschets. In het geval van die van de 26 jarige debutant Berend Sommer, wiens eerste detective woensdag gepresenteerd werd, verscheen bij Prometheus. Het is een zedenschets van de Amsterdamse grachtengordel op de drempel van de 21e eeuw.
De meest succesvolle zedenschetsen zijn geschreven door buitenstaanders, die vaak ook buitenlanders waren. Aan het begin van de 19e eeuw werden de zeden en gewoontes van de jonge Verenigde Staten van Amerika op meesterlijke wijze beschreven door een Franse edelman, Alexis de Tocqueville. De culturele revolutie die in Nederland plaats vond in de jaren zestig en zeventig is het best beschreven door de Amerikaan James Kennedy (‘Nieuw Babylon in aanbouw’). Hoe de culturele en politieke elite zich in die tijd in de binnenstad van Amsterdam gedroeg leest men in de boeken van Rinus Ferdinandusse (‘Naakt over de schutting’; ‘Zij droeg die nacht een paars corset’). Ferdinandusse was een Zeeuw.
De zeden van Parijs in de 20e eeuw werden beschreven in de wereldberoemde Maigret detectives. De auteur, George Simenon, was een Belg. De Nederlandse detectiveschrijver Havank was een Fries. De geestelijke vader van Sherlock Holmes, Donan Coyle, was een Schot van geboorte, wiens vader uit een Ierse familie kwam.
Het Amsterdamse grachtengordelleven van succesvolle twintigers in de 21e eeuw wordt in Duchamp geschetst door een Haarlemmer. Dat leven wordt beheerst door ongeoorloofde seks, een overmaat aan alcoholische versnaperingen en een ongezonde belangstelling voor de juiste dress code.
Haarlemmer, zei ik. Maar vergis U niet. Berend Sommer verbleef van zijn 6e tot zijn 11e jaar in Parijs. Hij volgde daar het Franse onderwijs, dat anders dan dat in Nederland, nog niet bestaat uit kringgesprekken. Daar wordt nog een grondige kennis van de Franse geschiedenis overgedragen. Die Parijse lagere school vormt waarschijnlijk ook de bron van de eruditie die Berend Sommer in Duchamp zo nonchalant ten toon spreidt. Maar mogelijk heeft ook zijn geschiedenisstudie aan de Universiteit van Leiden daartoe bijgedragen.
Naar zijn uiterlijke vorm is de klassieke detective een strijd tussen de inspecteur en de verdachte, tussen de inspecteur en zijn persoonlijke assistent, en tenslotte is het ook een strijd tussen politionele bureaucratie en het particulier initiatief van de hoofdpersoon. Inspecteur Duchamp lijdt op alle drie fronten een nederlaag. Alleen zijn kleding blijft onberispelijk; als hij die tenminste aanhoudt.
“Hoewel hij veel gewend was, en zichzelf eraan herinnerde dat hij voor hetere vuren had gestaan, moest Duchamp bekennen enigszins verrast te zijn door het verloop van de avond. Naakt lag hij naast de verdachte. Bianca was de eerste die de stilte doorbrak. ‘Zo gaat het nou áltijd,’ zei ze en stak een sigaret op’.” (p.54)
Het boek is vermakelijk en goed geschreven. Ik hoop – met de uitgever – dat deze Duchamp de eerste is van een reeks succesvolle Duchamps. Georges Simenon schreef 68 detectives. Hij deed over elke Maigret een maand. Daarna ging hij naar de hoeren. Hij bezocht er volgens eigen zeggen 10.000.
Er is nog werk aan de winkel voor de jonge auteur!
(Meindert Fennema nam bij de presentatie het eerste exemplaar in ontvangst)