De aanslagen in Brussel van vorig jaar hadden mogelijk voorkomen kunnen worden als het Belgische veiligheidsapparaat goed had gefunctioneerd. Er zijn “kansen gemist” om het terreurnetwerk tijdig te ontmantelen. De parlementscommissie die de aanslagen van 22 maart 2016 onderzocht, oordeelt dat in haar eindrapport.
Er was te weinig (politie)capaciteit en die werd bovendien niet efficiënt ingezet. Diensten werkten niet goed samen en informatie werd onvoldoende gedeeld, is het oordeel. Ook de samenwerking met andere landen liet te wensen over. De commissie weerspreekt echter dat België een ‘falende staat’ is, zoals in veel media werd geschreven.
De commissie had niet de taak schuldigen aan te wijzen, maar doet wel een serie aanbevelingen. Een grondige hervorming van de politie is daar niet bij. De Brusselse politie is nu in zes regio’s opgedeeld, waardoor volgens critici langs elkaar heen wordt gewerkt.
Wel moet grondig worden gekeken naar hoe de veiligheid in België is georganiseerd. Ook moet er meer geld en personeel komen voor de onderbemande inlichtingen- en veiligheidsdiensten, zodat ze slagvaardiger kunnen opereren.
Het tijdig verzamelen en analyseren van informatie is immers noodzakelijk om de strijd tegen terrorisme te kunnen winnen. Daarvoor moeten bijvoorbeeld medewerkers die de taal van mogelijke aanslagplegers spreken, worden aangetrokken. Zowel regerings- als oppositiepartijen hebben zich achter de honderden aanbevelingen geschaard.
Bij de aanslag op het vliegveld bij Brussel en een metrostation kwamen naast drie zelfmoordterroristen 32 mensen om. Ook vielen er meer dan driehonderd gewonden.
(ANP)