Er zijn diverse reacties binnen gekomen op mijn eerdere stuk in de Volkskrant waarin ik een voorstel doe om tot een bindende overlegstructuur te komen tussen overheid en islamitische centra en moskeeën, met name vanwege de observatie dat nogal wat aanslagplegers in een verleden gelieerd waren aan deze centra en moskeeën en op de een of andere manier opvielen.
Ik heb dit voorstel gedaan omdat ik denk dat dat goed voor de samenleving als geheel is. Het pijnpunt van het voorstel zit hem er onder andere in dat hier een link wordt gelegd tussen ‘kerk en staat’ en dat stuit sommigen tegen de borst. Anderen vinden dat ik tegen de grondwet inga.
Het was Okay Pala van de Hizb ut Tahrir die het felste uit de hoek kwam. Hij stelde in een persbericht gericht aan ‘Jan Jaap’ dat met mijn voorstel de moskeeën onder staatstoezicht worden geplaatst, feitelijk een soort van curatele, en hij maakte de vergelijking met islamitische landen waar de veiligheidsdiensten moskeeën en islamitische instellingen onder de knoet houden. Ook stelt hij dat arabisten zoals ik, hij verwijst ernaar met de negentiende-eeuwse kolonialistische term ‘oriëntalisten’, voor de nodige ammunitie zorgen voor ‘haatcampagnes tegen de islam’.
Het is jammer dat Pala zo fel en in mijn perceptie zo persoonlijk tegen mij tekeer gaat. Ik ben zeer stellig in het stuk, zeker, maar de ervaring leert nu eenmaal dat potentiële jihadisten zich ophouden of –hielden in moskeeën en centra en dat het daarom volgens mij een goede zaak is dat zeer zorgvuldig te monitoren. Wie goed leest concludeert overigens ook dat ik het zeer betreur dat de overheid geen centraal overleg meer heeft met ‘minderhedenorganisaties’. Er is dus ook een verplichting en bewijslast bij de overheid.
Rashid Bal, voorzitter van het CMO, Contactorgaan Moslims en Overheid. zei in een debat met mij op radio NPO 1 dat als mijn voorstel wordt geïmplementeerd er geen jonge moslim meer naar de moskeeën zou komen. Ik vond dat rijkelijk overdreven. Wie niets te verbergen heeft kan immer naar de moskee komen en mocht het al zo zijn dat potentiële aanslagplegers daardoor afgeschrikt worden dan is dat alleen maar beter voor het imago van de moskeeën.
Kees van Oosten vond dat ik me op een hellend vlak begeven heb. Ik zou discrimineren omdat als moslims een dergelijke structuur zou worden opgelegd dan zou dat toch ook moeten gelden voor ‘christelijke, hindoeïstische, joodse, boeddhistische, humanistische signatuur, centra van alle politieke gezindte of extreemrechtse groeperingen’. Een en ander zou ook ingaan tegen de grondwet. Van Oosten zal ongetwijfeld doelen op Artikel 1 van de grondwet waarin staat dat ieder gelijk wordt behandeld in gelijke omstandigheden. Maar van die gelijke omstandigheden, de dreiging van terreur, is geen sprake bij de meeste van de stromingen waar hij naar verwijst. Vandaar dat mijn voorstel niet in tegenspraak is met de grondwet. Verder is het ook zo dat vrijwel alle moskeeën en islamitische organisaties in ons land keer op keer verklaren zich te willen conformeren aan rechtstaat en democratie. Ze kunnen dat dan waarmaken door mee te werken aan de voorgestelde overlegstructuur. En als Van Oosten het dan over de grondwet heeft dan is daar ook nog Artikel 6 dat stelt dat vrijheid van godsdienst gegarandeerd is maar dat de publieke veiligheid belangrijker is dan het eerste. Op grond daarvan kan dus ook een beroep gedaan worden op de moskeeën mee te werken.
In sommige vileine commentaren, met name op Twitter, werd de vergelijking getrokken met -de Joodse Raad in- de Tweede Wereldoorlog. De vergelijking is te smakeloos om van commentaar te voorzien. Maar als het dan toch om historische vergelijkingen gaat, dan is daar het gegeven dat er van 1814 to 1870 een zogenaamde ‘Hoofdcomissie tot Zaken der Israëlieten’ bestond die onder gezag stond van de overheid en die tot taak had de integratie en emancipatie van de joden in de negentiende-eeuws natiestaat te stimuleren, overigens op bindende wijze (ik schreef daar eerder over op TPO). Voorlieden van de Sefardische en Ashkenazische gemeenschappen zaten in die commissie waarvan het werk inderdaad geleid heeft tot een doorzettende integratie van joden in Nederland.
Het commentaar dat kerk en staat gescheiden zouden moeten zijn is in die zin buiten de realiteit omdat kerk en staat in Nederland niet in alle opzichten gescheiden zijn. Een voorbeeld is natuurlijk Artikel 23 van de grondwet waarin de financiering van levensbeschouwelijk scholen door de staat wordt geregeld.
Verder stellen sommige commentaren dat terreurverdachten al eerder onder de aandacht waren van politiediensten, ook die in Londen en Manchester en dat daarom de medewerking van de moskeeën niet nodig is. Dat eerste is waar, maar dat ontslaat de moskeeën en islamitische instellingen wat mij betreft niet van de verplichting om hun steentje meer dan tot voor kort het geval was bij te dragen. Het een hoeft het ander immers niet uit te sluiten. Bovendien kennen we gevallen zoals Sultan Berzel uit Maastricht en ook jihadisten uit Utrecht, zoals Zaid K. die op de een of andere manier in contact waren met islamitische centra voor ze tot geweld overgingen.
Een onderliggende premisse van het stuk is dat ik van mening ben dat het nationale belang of staatsbelang immer boven een religieus belang gaat. Ik denk dat dat een gevoelige plek is bij veel moslim leidslieden en hun achterban. Te vaak kijken ze nog wantrouwig naar de –seculiere- overheid en bovendien is het maatschappelijk klimaat erg kritisch tegen moslims en islam. Maar ik denk dat mijn voorstel de positie van de moslimgemeenschap alleen maar versterkt: ze moet over haar schaduw heen springen en de overheid dient onverwijld dit overleg vorm te geven. Ik kreeg overigens ook positieve reacties: vanuit de Tweede Kamer (nee: niet van de PVV) en van hoge ambtenaren. We zullen zien of dat wat gaat opleveren.