Bivakkeren in Berlijn

08-10-2014 14:32

Bij een speeltuin in een parkje staat een jongen met zijn gitaar. Met zijn driedagenbaardje, lange haren en fleurige shirt heeft de jongen geen afwijkend uiterlijk voor een straatmuzikant, zij het dat hij goed gedoucht is. Hij speelt ‘One Day/Reckoning Song’ van Asaf Avidan, maar voor het couplet gebruikt hij de Duitse vertaling uit het gedicht waarmee Julia Engelmann ooit zeer terecht het internet veroverde. “Eines Tages, baby, werden wir alt sein. Oh baby, werden wir alt sein – und an al die Geschichten denken die wir hätten erzählen können.”Enkele kleine kinderen dansen rondom de jongen, anderen staren slechts. Soms gooit een lieve moeder wat stuivers in het koffiebekertje dat voor hem staat. De jongen knikt dan vriendelijk en probeert door te spelen, maar soms is hij daarvoor te overrompeld door het plotselinge succes. De mensen lachen hem toe, steken hun duim op; het lijkt wel magie.

De jongen is gelukkig, zeer gelukkig, dat zie je aan alles. Hij straalt harder dan Tsjernobyl, zijn passen zijn die van A.J. Kwak en de sprankeling in zijn ogen doet denken aan kindertjes die horen dat ze mogen apenkooien. Ik blijf staan, dans wat stijfjes met de tonen mee en vermaak me uitstekend. Uiteindelijk heb ik er genoeg van; dit is al de vierde keer dat hij ‘The River’ speelt. Ik besluit te gaan zitten en vraag de jongen naar de reden van zijn glunderen.

Pauze

Voorzichtig plaatst hij zijn gitaar naast zich tegen een boom. “Nah, heb toch zin in pauze. Op straat spelen kan wel vermoeiend zijn hoor, als je weinig verdient en weet dat dat terecht is. Mijn repertoire past in een luciferdoosje. Na vier keer ‘The River’ in een uur is dat ook leuk geweest. Maar gisteren stond ik mijn gitaar te stemmen, gewoon te stemmen, terwijl twee vrienden iets te eten kochten. Komt er een vrouw aangelopen, gerend bijna, stopt zo me zo één euro vijftig in mijn knuistje. Meestal moet iemand met mijn talent daar een goed halfuur voor aankloten.”

Zijn open, zongebruinde gezicht vertoont niet de tekenen waarmee langdurige armoede haar slachtoffers bekrast. “Het was niet mijn plan om hier te staan, ik had eigenlijk al werk moeten hebben. Maar leven is te leuk. Man, ik leef de droom van vele mensen, dat besef ik goed. ’Never get your shit straight’, zei een vriendin me laatst, ‘blijf dit perfecte leven leven.’”

Werk

“’Hoelang kun je nog zonder werk?’, vroegen mijn Nederlandse vrienden, ‘Heb je al werk?’, vroegen de Duitse, ‘Waar werk je?’, vroegen de Spaanse. Een vriendin van me vroeg zelfs: ‘waarvoor sta je ’s ochtends eigenlijk op?’. ‘Om te leven!’, kon ik naar waarheid antwoorden.” Op het gezicht van de jongen verschijnt een grijns die zo oprecht is dat alle eventuele verlangens naar een verstandige bezigheid als sneeuw voor de zon verdwijnen.

“’Tijd is ons meest kostbare bezit, gebruik het dus goed.’, vatte een goede vriend het samen. Nou, ik ben een hyperhedonist. Daarom sta ik ook hier. Wanneer ik werk moest zoeken maar eerst nog Kafka wilde lezen, las ik Kafka. Én Heinrich Böll én Hermann Hesse. Dat is zo goed, dat leg je niet makkelijk weg. Natuurlijk heb ik al wel gezocht naar werk, maar nog niet hard genoeg. Ik ben eerst alleen bij de aller-aller leukste adressen langsgegaan. En wanneer ik dan in zo’n café ben om te vragen of ze werk hebben en ik dan gezellig met de werknemers aan de praat raak, er speelt een leuke band op de achtergrond, dan spuug ik heus niet op een glaasje wijn. Dat is niet direct lucratief natuurlijk.” Ik zie hem vrolijk babbelend voor me, enthousiast gesticulerend, een rondje gevend, zijn goede voornemens vergetende. Morgen nog maar eens proberen, wat een prachtige dag.

Filosofietje

“Of ik werd gebeld”, gaat de jongen verder, “Of ik zin had om een film te kijken, in een concert, of om te tafeltennissen. Samen koken, theater, een avondwandeling. Windboarden. Picknicken. Of ik even kon komen praten. O, ik heb hier vrienden gevonden die ik nooitnooitnooit wil verliezen. Maar toch, je geeft altijd meer uit dan er binnenkomt, wanneer er niets binnenkomt. En dan was ik nog spaarzaam. Voor mijn doen dan. Niet op elk broodje hoeft zalm. Ik eet ook de oesters zonder parels, zogezegd. At. Nu eet ik weer brood met tevredenheid, of tomatenprut. Dat vind ik niet erg, ik heb tenminste nog te eten. En ik geloof in mijn filosofietje.” De jongen kijkt wat bedenkelijk; hij perst zijn lippen op elkaar en knijpt zijn ogen samen.

Dan vervolgt hij: “Filosofietje is nog steeds een te groot woord, ja. Het is eigenlijk heel simpel, ik zeg vaak tegen mezelf: ‘Je wilt toch schrijver zijn? Schrijf dan! Je wilt toch gitaar leren spelen? Speel dan! En als je straks een goede vader wilt zijn, zorg dan dat je lekker veel bij je kinderen bent!’. Het is zo vanzelfsprekend dat je het makkelijk vergeet.

Nu wil hij weer spelen. Het wordt helder: ik wil dolgraag deze jongen zijn. En inmiddels heb ik werk.