Hij greep zaterdag naast zijn tweede Gouden Kalf, maar kon toch feest vieren. Marcel Hensema, hoofdrolspeler van Hollands Hoop, maakte deel uit van de crew van de tv-serie die een Kalf won. Vanaf 26 oktober gaat de geboren Groninger weer het theater in met zijn jeugdherinneringen Mijn Ede.
Tegen ThePostOnline zegt de verheugde acteur: “Gronings is toch de taal waarin ik me thuisvoel. Als ik een Groninger spreek in Amsterdam proat ik plat. Eigenlijk ben ik met mijn voorstelling Mijn Ede weer terug bij de straatcultuur uit mijn middelbare schooltijd, maar dan nu gewapend met techniek en bagage.”
Tegenover Nieuwe Revu vertelt de in Hoogezand opgegroeide auteur deze week dat hij veel te danken heeft aan zijn straatoptredens in Groningen tijdens zijn schooljaren: “Tijdens mijn middelbare schooltijd had ik al een cabaretduo. Op woensdag- en zaterdagmiddag speelde ik met een vriendje in Groningen in de Herenstraat. We waren twaalf. We imiteerden Rooie Rinus en Pé Daalemmer (een Gronings cabaretduo). Tot mijn achttiende heb ik dat gedaan. Daar verdiende je geld als water mee. Een gulden per minuut, al ging dat weer grotendeels op aan McDonald’s.”
De aan de toneelschool in Maastricht afgestudeerde Hensema, die ooit werkte als animator in hotels in Egypte en de Dominicaanse Republiek, noemt zichzelf een ‘een middenstander in emoties.’
“Voor de gein neem ik wel eens de telefoon op: ‘Hensema-Voor-Al-Uw-Emoties-BV.’ Het is toch gewoon werk. Mijn opa was joods en die was altijd met fietsen aan het handelen in Winschoten. Die handelsgeest heb ik wel een beetje.”
De opnames van Hollands Hoop vonden vorig jaar plaats in het Groningse Overschild. Tijdens de opnames trad Hensema tegelijkertijd op in theaters in het Noorden met ‘Mijn Ede’, een verwijzing naar de fameuze Groningse volkszanger Ede Staal.
Tegen Nieuwe Revu: “Ik hou van accentjes. Ik spreek liever Gronings of een andere streektaal dan ABN. Dan kan ik geloofwaardig een typetje neerzetten, omdat het dichter bij me staat. Door dat spelen op straat in Groningen kwam ik erachter dat de beloning vaak in een lach zit. Als er gelachen wordt, dan is het goed. Op de toneelschool heb ik daar wel mee geworsteld. Zodra het stil was in de zaal, dacht ik: dit is niet goed, want er wordt niet gegniffeld. Ik was bang voor de stilte.”