Charles Michel is eerste minister van België. De ietwat knullig aandoende fils à papa (vader Louis Michel was in het verleden minster van Buitenlandse Zaken en laaft zich tegenwoordig aan de vetpotten van het Europees parlement) is onlangs op bezoek geweest bij Canadian wonderboy Justin Trudeau. Zoals het een echte eerste minister die de zoon is van een voormalige minister van Buitenlandse Zaken die op bezoek gaat bij een eerste minister die de zoon is van een voormalige eerste minister betaamt, steekt Michel de loftrompet over de keizer van het links-liberale populace.
Dat gelijkgezinde machthebbers elkaar bewieroken is geen verrassing. Het voorspelbare hielenlikken van politiek correcte politici die fabrieksmatig van de band lopende politiek correcte praatjes verkopen is nu eenmaal wat politiek correcte politici het beste kunnen.
‘Soo d’oude songen soo pepen de ionge’, zegt een eeuwenoud spreekwoord en dus wekt het geen verbazing dat de politiek correcte heilanden van de globalisering gretig nagepeept worden door mensen die aldus tot het rijk der almachtige beterweters wensen toe te treden. In het Romeinse rijk vormde de keizerlijke haardracht het te volgen voorbeeld, in de Middeleeuwen vormde het zo vaak mogelijk neerknielen voor een kruisbeeld het te volgen voorbeeld en tegenwoordig vormt het zo politiek correct mogelijk zijn het te volgen voorbeeld. En in elk tijdperk gold: indien we dát voorbeeld volgen verandert de wereld binnenkort in Utopia.
De pathologische drang om aan te willen schurken tegen het links-liberale establishment blijkt voornamelijk aanwezig te zijn onder lieden die te allen prijze willen aantonen hoe goed ze wel niet zijn. Het aframmelen van deugdzame oneliners – u kent ze: ‘red het klimaat, diversiteit is realiteit, inclusie geen exclusie’ enzovoort – heeft voor deze lui dezelfde functie als het betalen van aflaten in de Middeleeuwen voor zondaars had. Door keer op keer zichzelf en anderen op het hart te drukken dat ze ‘goed bezig zijn’, hopen ze zondige gedachten af te weren. Meer zelfs, ik verdenk sommige fatsoensmensen van het hebben van zondige gedachten, gedachten die, zoals het ware christenmensen betaamt, gevoelens van ongemak en gêne opwekken. Nu en dan hoor je namelijk dat goedmensen laten doorschemeren dat ze, diep in hun binnenste en wanneer ze er zeker van zijn dat anderen ze niet kunnen horen, duivelse gedachten koesteren.
Een mooi voorbeeld is de Noorse ‘antiracist’ (aflaat 1) die vorig jaar verkracht werd door een Somalische asielzoeker. Het leidt weinig twijfel dat de nobele antiracist (wiens leven in het teken staat van het bestrijden van racisme en wiens ganse ‘zijn’ dus zijn identiteit ontleent aan het zijn van een antiracist) op het moment van de feiten de menselijke gedachte voelde opkomen: “vuile kutasielzoeker, keer terug naar waar je vandaan komt!” Dat de Somalische ‘verrijker van het noorden’ dankzij deze feiten ook effectief terug naar afzender werd gestuurd zou voor eenieder van ons dan ook als een ‘oef-erlebnis’ worden beschouwd. Dat is echter niet zo bij als antiracist ter aarde nedergedaalde reïncarnaties van Jezus.
Overmand door schuldgevoelens die de nobele antiracist niet wist te plaatsen, kanaliseerde de strijder tegen racisme zijn woede in gevoelens die hij veel beter kende, namelijk schuld en boete (aflaat 2). Dostojevskigewijs pijnigde de Noorse zeepopraper (maar ook ‘antiracist’, dat ook en vooral) zichzelf zodanig dat hij, moegetergd door het vele piekeren over zijn begane zonde, in de media een melodramatische schuldbekentenis deed (aflaat 3). Niet de arme Somaliër, maar wel hijzelf (hij!: de ‘Noorse-blanke-rijke-westerling-kolonialisme-wereldoorlogen-slavernij!’) had gezondigd! Door zijn schuld was die arme drommel van een Somalische fan-van-de-mannenliefde teruggestuurd naar dat verafgelegen land waar Kinderen voor Kinderen voor plachten te zingen toen ontploffende bommengordels en truckers die zonder rijbewijs rondbanjeren in West-Europese hoofdsteden slechts horrorscenario’s uit B-griezelfilms waren!
Helaas, de Noorse schuldenaar staat heden ten dage model voor een groot deel van de westerse bevolking. Het christelijke geloof mag dan in haar uiterlijke tekenen dood en begraven zijn, haar boodschap van vergeving en schuldbesef is misschien levendiger dan ooit. Om zichzelf tot de gelovigen te rekenen moet men tegenwoordig niet langer getuigen van wekelijkse kerkbezoeken, het opzeggen van avé Maria’s en weesgegroetjes en het pieus te communie gaan. Neen, de hedendaagse gelovige moet zijn lamentatio doorspekken met geloofsbelijdenissen die aantonen hoe recht in de leer hij is. Hij moet er zeker van zijn dat de mensen hem kunnen plaatsen in het kamp der gelovigen of goeden. Dat doet hij door zo opzichtig en vaak mogelijk te fulmineren tegen racisten (wat hijzelf ab-so-luut niet is!), klimaatnegationisten (wat hijzelf ab-so-luut niet is!), rechtse kiezers (waar hijzelf ab-so-luut niet toe behoort!) en al wat naar policor-blasfemie neigt.
Soit, dat allerlei “prominenten” her en der uitschreeuwen ‘dat we ook een Macron nodig hebben’, dat ‘migranten onze pensioenen zullen betalen’ en dat ‘klimaat bovenaan de politieke agenda moet staan’ is een teken des tijds. En aan de wand. Want op een Charles Michel die poutine zit te eten met Justin Trudeau en tegelijkertijd zegt dat ‘hij en Macron dezelfde dromen koesteren’ (welke dromen dat zijn weet niemand, misschien dromen ze er allebei van om samen eens poutine te eten op de Elysese Velden?) moeten we in ieder geval niet rekenen wanneer het aantal islamitische aanslagen toeneemt in frequentie. De enige manier om zich daartegen te weer te stellen vergt namelijk het van zich afwerpen van het nefaste schuld- en zondebesef dat de Westerse wereld gevangen houdt.