Het is opvallend stil in het Amsterdamse persmuseum. Gisteren werd daar de tentoonstelling ‘Geert Wilders, tien jaar mediafenomeen’ geopend. Het is dit najaar tien jaar geleden dat Wilders uit de VVD stapte. Het zou het begin worden van een imposante media-carrière. Waar Wilders in de VVD-tijd hooguit een matig bekend Kamerlid was, is hij nu een heuse politieke ster. Het Persmuseum viert dit jubileum met een tentoonstelling.
Volgens het Persmuseum bestaan er zeven verschillende typeringen van Wilders: hij is een slachtoffer, demon, verlosser, leuke oom, (linkse of rechtse) rakker, erfgenaam en strateeg. De typeringen van Wilders worden geïllustreerd met publicaties en spotprenten van de afgelopen tien jaar. Meningen van Meindert Fennema, Zihni Özdil en Helmut Hetzel completeren het geheel.
In een video komt publicist Jan Kuitenbrouwer aan het woord. Hij schreef jaren geleden een boek over de woorden van Wilders. Met dat boek in zijn hand vertelt hij hoe Wilders spreekt: hij gebruikt geen modern taalgebruik, wat past bij zijn hang naar vroeger. Volgens Kuitenbrouwer heeft de PVV zich goed verdiept in politieke communicatie en retorica. Wilders is een effectieve redenaar: zo kwam hij met de vraag ‘wat een allochtoon kost’ op het moment dat de eurocrisis uitbrak.
We zien fragmenten van Wilders waarin hij de kopvoddentaks introduceert, waarbij hij zijn aanhangers ‘minder, minder, minder’ laat scanderen en waarbij hij Ella Vogelaar ‘knettergek’ noemt. Kuitenbrouwer vertelt over de framing die Wilders gebruikt om het debat naar zich toe te trekken. Zijn advies is dat politici beter moeten nadenken hoe ze met Wilders en zijn frames omgaan. Belangrijk daarbij is dat het afwijzen van Wilders ‘ook aandacht’ is.
Het persmuseum wil een beeld geven van de ontwikkeling van de pers en het nieuws in Nederland. Men heeft nogal wat doelstellingen waarom het belangrijk is dat een dergelijk museum bestaat. Die doelstellingen zijn nuttig en het tentoonstellen van de geschiedenis van de pers in Nederland – die er doorlopend te zien is – is dat ook. Maar geldt dat tevens voor het tentoonstellen van de belangrijkste hoogtepunten van Geert Wilders’ politieke carrière?
Nee. Van een persmuseum verwacht je een analyse waarom Wilders zo’n mediafenomeen kon worden. Wilders werd populair in een bepaalde maatschappelijke context: een tijd waarin de multiculturele samenleving en de Europese Unie door elites vanzelfsprekend worden gevonden maar door veel burgers niet zonder meer worden geaccepteerd. Dit is heel bepalend voor alle reacties op de uitingen van Wilders en kan deels ook verklaren waarom Wilders’ niet door de media genegeerd kan worden.
Het ‘mediafenomeen’ is niet alleen een kwestie van retorica. Journalisten weten dat Wilders een sluimerend maatschappelijk geluid vertegenwoordigt wat zij niet kunnen negeren. De slechtste eigenschappen van de parlementaire journalistiek doen vervolgens de rest: kuddegedrag, gebrek aan inhoud, linkse politieke voorkeuren, personalisering en mediahypes. Maar de tentoonstelling maakt nog geen begin van een dergelijke analyse. Het blijft bij leuke plaatjes en filmpjes.
Wilders als mediafenomeen zegt alles over de parlementaire journalistiek van nu en zegt dus niet alleen iets over Wilders als redenaar, zoals deze tentoonstelling de bezoeker wil laten geloven. Het persmuseum presenteert Wilders impliciet als een held, terwijl Wilders vooral de zwakte van de parlementaire journalistiek aantoont. Als een persmuseum dit niet eens opmerkt, is dat museum overbodig.
De tentoonstelling over Geert Wilders is nog tot en met 30 november te zien in het Persmuseum in Amsterdam.