Binnen de Amsterdamse brandweer is het sinds de komst van de nieuwe commandant Leen Schaap onrustig. Schaap zou een ‘witte mannenbolwerk’-sfeer hebben geconstateerd en die moet worden doorbroken. In dat licht werd ook brandweerman H., 21 dienstjaren, met strafontslag gestuurd. H. zou discriminerende dingen hebben gezegd over moslims en negers, zowel tegen collega’s als over derden. Hij zou de wijk Nieuw-West ‘het kalifaat’ hebben genoemd.
Vanmorgen diende in de rechtbank te Amsterdam een kort geding over de kwestie. H., een sportieve, grijze man met Amsterdams accent, voelt zich geschandpaald. Hij was al in de weer geweest met een cursus sociale omgangsvormen, er was succesvolle mediation geweest, na een rapport was besloten dat er geen verder onderzoek nodig was en hij zou aan de slag gaan bij een andere kazerne. Zijn spullen lagen er al.
En toen kwam, zoals hij zelf zegt “als een donderslag bij heldere hemel”, in januari 2017 de brief binnen dat hij wegens plichtsverzuim een strafontslag aan de broek had. De nieuwe commandant Leen Schaap had zijn zaak nog eens herzien en wilde toch verder onderzoek naar de gedragingen van H. “Alsof er een nieuwe minister van verkeer komt die zegt dat je opeens nog maar honderd mag, en dan ook alle mensen die daarvóór 120 reden, alsnog een boete geeft”, zo omschrijft H. zijn situatie tegenover de rechter.
De brandweer Amsterdam Amstelland verweert zich: er hebben meerdere getuigen gesproken, in een tot voor kort gesloten cultuur, en de uitlatingen van H. zouden niet mals zijn geweest: kutmoslims, kankermarokkanen, tyfusneger, de opmerkingen worden met het nodige effectbejag een paar keer herhaald en onderstreept tegenover de rechter.
De rechter wil weten in hoeverre H. is berispt en bijgestuurd op zijn gedrag. Meneer H. heeft, en de rechter verontschuldigt zich voor de platte formulering, een nogal grote bek. Maar is hij ook op zijn plaats gezet en gecorrigeerd?
De raadsman van de brandweer geeft aan dat mensen direct aanspreken “niet echt een kernkwaliteit van de Brandweer Amsterdam Amstelland” is. Maar H. had moeten en kunnen weten dat discriminatoire uitlatingen uit den boze zijn. Dan kan H. zich moeilijk beheersen en neemt het woord. Hij heeft een cursus sociale vaardigheden gedaan, zegt hij, hij somt een serie akelige privéomstandigheden op en hekelt het trage communiceren van de brandweer.
De rechter onderbreekt en berispt hem: “de regie ligt bij mij, en niet bij u.” Het akkefietje onderstreept de lastige corrigeerbaarheid van H.
De advocate van H. voert dan nog aan dat hij inderdaad geen heilige is, maar dat de brandweer nou eenmaal een andere cultuur is dan een kantoor op de Zuidas. Er is sprake van galgenhumor, van afreageren. Ook blijkt uit functioneringsgesprekken dat H. zeer wordt gewaardeerd, dat hij prettig is in de omgang en zelfs dat men het jammer vindt dat hij een aanbod om bevelvoerder te worden, heeft afgeslagen.
Dan mag de werkgever, de brandweer, nog een keer reageren. Weer komt het rijtje kankermarokkanen, kutmoslims etcetera voorbij. En bij wijze van begroeting tegen een collega zou er zelfs een keer ‘daar is die tering kanker tyfusneger weer’ gezegd zijn. H. en enkele collega-brandweermannen in het publiek schudden het hoofd, maar zeggen niets. “Dit soort uitlatingen passen nooit binnen onze cultuur,” betoogt de brandweer.
Dan is het tijd voor de uitspraak. De rechter oordeelt als volgt: er is wel degelijk sprake van plichtsverzuim door H., zegt hij, en ook is dat plichtsverzuim volledig toerekenbaar aan H. Maar de brandweer heeft “niet in redelijkheid gestraft.” Want de organisatie heeft niet adequaat gereageerd op het gedrag van H., en heeft het recht op straffen verspeeld toen er werd geconcludeerd dat er geen verder onderzoek nodig was.
Het herhaaldelijk noemen van de scheldwoorden heeft effect gehad, de rechter zegt dat het hem ‘triggerde’ en dat hij in een normale setting de brandweer gelijk zou geven. Maar de brandweer heeft de zaak “laten lopen.” Het schorsingsbesluit is geschorst, het strafontslag is geschorst, H. mag per direct weer aan het werk en de proceskosten zijn voor de brandweer. Er is geen hoger beroep mogelijk.