Een groot probleem bij het doorgronden van de wereld om ons heen is dat mensen in de regel doodsbang zijn door de dominante groep verstoten te worden. Daarom klampen ze zich vast aan algemeen aanvaarde denkbeelden, ook al stapelen de aanwijzingen zich op dat ze niet langer houdbaar zijn. Het onderwijs draagt hier aan bij – de bioloog en musicus Marten Scheffer wees er ook op, zoals ik schreef in mijn vorige column – omdat leerlingen en studenten niet gestimuleerd worden tegendraads te denken, gebaande paden te verlaten en te vertrouwen op hun intuïtie teneinde tot verrassende inzichten te komen.
Alles draait er om toetsen en kennis ‘stampen’, om zo met het gewenste diploma of een academische graad een baan in de wacht te slepen die je financiële zekerheid en een comfortabel bestaan verschaft. Zo maken we van jongeren slaafse consumenten, de werkezels van de Heilige Economie, in plaats van vrije, onafhankelijk denkende mensen. Groepsdruk speelt overal in de samenleving een niet te onderschatten rol, maar nog meer bij jongeren in de jaren van hun scholing, zie ook de obsessie met het bezitten van merkkleding en de juiste telefoon om maar niet uit de gratie te vallen bij groepsgenoten.
Sociaal psycholoog Naomi Ellemers ontdekte bij haar onderzoek naar gedrag van mensen in en tussen groepen dat competentie en ‘warmte’ veel minder belangrijk zijn dan gedacht als men elkaar beoordeelt. Het belangrijkste criterium bij het toelaten van iemand tot de groep is loyaliteit, ook al is die persoon niet zo slim. Mensen kunnen zich al gauw bedreigd voelen door mensen met andere ideeën en waarden. Morele oordelen zijn de belangrijkste filter om te bepalen of iemand al dan niet een ‘goed mens’ is en bij de groep mag. Mensen vinden het extreem vervelend om als ‘slecht mens’ afgewezen te worden door de groep. Zelfs bij mensen die zeggen: ‘het maakt me niet uit wat je van me vindt’, is in het lab een fysieke reactie waar te nemen als ze op de moraliteit van hun gedrag worden aangesproken.
Er is een beroemde studie van psycholoog Salomon Asch, die studenten in groepjes van zeven steeds een lijntje liet zien en vroeg welke van drie andere lijntjes even lang was als de eerste. Op één na werkten alle studenten samen met de onderzoeker, en die medeplichtigen gaven hardop het foute antwoord. Dat leidde ertoe dat die ene student zijn ogen niet meer geloofde: in een kwart tot eenderde van de gevallen gaf hij dan ook maar het foute antwoord. Ook hier in Nederland zal een student die vooruit wil in de academische wereld het wel uit zijn hoofd laten de hoogleraar te weerspreken, ook al verkondigt die de grootste onzin.
Een komische illustratie van angst voor het oordeel van de groep toe is dit filmpje op YouTube. Dus als een vooraanstaand wetenschapper als Robbert Dijkgraaf, beroemd door zijn colleges bij DWDD, stelt – zoals onlangs in zijn tv-serie The Mind of the Universe – “In essentie is het leven en alles wat daaruit is voortgekomen chemie en evolutie”, is de kans klein dat een leerling op de middelbare school of een student natuurkunde het lef heeft om te zeggen: ‘Oh ja ? Dat waag ik te betwijfelen’. Dat de huidige onderwijsmethodes in het middelbaar onderwijs en aan de universiteiten conformistisch gedrag bevorderen in plaats van kritisch burgerschap is ook doorgedrongen tot een aantal docenten die voor veranderingen pleiten.
Zoals Johannes Visser, leraar Nederlands op een middelbare school en columnist voor De Correspondent. Hij vindt dat het onderwijs minder gericht zou moeten zijn op de arbeidsmarkt en leerlingen moet laten kennis maken met dingen die ze niet kennen: “Laat ze Beethoven horen, Multatuli lezen en zet ze aan het denken”. Probeer te achterhalen wat een leerling werkelijk interesseert en wakker vervolgens de ontstane drang aan om kennis te vergaren door middel van vakoverstijgend onderwijs en workshop-achtige projecten. Leren door ervaren. Met dergelijke vernieuwingen wordt al geëxperimenteerd op een aantal scholen, zoals het Vathorst College in Amersfoort en aan de Universiteit van Maastricht, waar men het Probleemgestuurd Onderwijs (PGO) noemt. De student is zelf voor een groot deel verantwoordelijk voor wat hij of zij leert, en door actief aan de slag te gaan met vraagstukken leert men inzichten op allerlei vragen toe te passen.
Het is te hopen dat die vernieuwingen er ook toe bijdragen dat studenten tegen conventies durven te schoppen en dat er speciale aandacht is voor het weerstaan van groepsdruk. Aan de reacties op mijn columns over de gaten in de evolutietheorie en de tekortkomingen van de materialistische wetenschap merkte ik dat veel mensen halsstarrig vasthouden aan hun dogma’s uit de darwinistische geloofsleer, met als mantra ‘dat is wetenschap’. Wie het waagt vraagtekens bij de evolutietheorie te plaatsen riskeert door de groep die het in de maatschappij en de wetenschap voor het zeggen heeft verbannen te worden naar het eiland voor zwakbegaafden en godsdienstwaanzinnigen. Dat wil geen hond, dus iedereen herhaalt getrouw de leerstellingen die ze op school en de universiteit zijn bijgebracht.
Ook Mark van Slooten kan in een reactie nauwelijks zijn woede over mijn laaghartige aanval op het darwinistische bastion bedwingen en smijt met de gebruikelijke verwensingen vanuit de de Kerk der Darwinisten: criticasters hebben een beperkt IQ, beperkt voorstellingsvermogen en een onvermogen de realiteit zoals die is te aanvaarden. Maar hij is een van de weinigen die tennminste nog met argumenten komen om mijn bewering dat nog nooit iemand het ontstaan van een nieuwe soort heeft waargenomen, laat staan dat je zoiets in een laboratorium tot stand kan brengen, te ontkrachten.
Want zo stelt Van Slooten: er zijn weldegelijk bewijzen van soortvorming: ringsoorten ! En bacterïen en schimmels kunnen veranderen in meercellige organismen als planten- en dierencellen, de zogeheten eukaryoten, alleen moet je even wachten (300 jaar). Om te beginnen met de ringsoorten: dan gaat het om populaties van dieren die lange tijd van elkaar gescheiden zijn geweest, zoals bijvoorbeeld verschillende soorten meeuwen, en die dan na hereniging nieuwe ondersoorten voortbrengen, zoals de zilvermeeuw en de kleine mantelmeeuw. Het punt is echter: het is geen volledig nieuwe diersoort, het gaat om micro-evolutie. Dat je door fokken bijnvoorbeeld honden met kortere poten en langere oren kunt krijgen, weten we natuurlijk al lang, maar al doorfokkend olifanten creëren zal niet lukken. Het vormt geen bewijs voor Darwins aanname dat mutaties en natuurlijke selectie leiden tot macro-evolutie, het verschijnen van volledig nieuwe diersoorten.
Op naar het volgende ‘bewijs’, de eukaryoten ! Oftewel hoe complexe levensvormen als planten en dieren kunnen voortkomen uit eencellige organismen als bacterïen. Het was de Amerikaanse bioloog Lynn Margulis die in 1965 haar symbiogenetische theorie presenteerde: eukaryote (meercellige)organismen zouden onstaan zijn door symbiose van bepaalde bacteriën. Het komt erop neer dat in een ver verleden een prokaryotische cel een bepaalde bacterie heeft ‘opgeslokt’ en zo op magische wijze evolueerde tot eukaryoot. Aanvankelijk leek moleculair-biologisch onderzoek deze theorie te bevestigen maar de laatste jaren wordt de theorie van Lynn Margulis door bevindingen van diverse biologen aan flarden geschoten.
Wetenschapper Wolf-Ekkehard Lönnig, een bioloog werkzaam bij het Duitse Max Planck Instituut voor Plantenveredeling die zich al zo’n dertig jaar bezighoudt met het bestuderen van genetische mutaties bij planten, zei “Mutaties kunnen een bepaalde soort, van een plant of dier, niet omvormen tot een totaal nieuwe. Deze conclusie komt overeen met alle bevindingen en resultaten van mutatieonderzoek van de laatste decennia bij elkaar, alsmede met de waarschijnlijkheidswetten.”
En dan is er nog Lynn Margulis zelf, de biologe die de neo-darwinisten zo blij maakte met haar theorie over de wonderbaarlijk transformatie van prokaryoten tot eukaryoten. “Ik had geleerd dat willekeurige mutaties tot evolutionaire veranderingen leiden, en ik geloofde het totdat ik naar bewijs begon te zoeken. Aannames worden als feiten gepresenteerd; het is geen oneerlijkheid, het is een vorm van wensdenken.”
Denkend aan het eerder genoemde YouTube fimpje zie ik hoe darwinisten zich in hun kerk opgesloten hebben. De rook – valide argumenten en aanwijzingen die de evolutietheorie onderuit halen – dringt van alle kanten de kerk binnen; men houdt elkaar in de gaten maar niemand rent naar buiten. Mark van Slooten houdt ook aan zijn geloof vast want hij is ervan overtuigd dat men in de scheikunde ‘op een haar na’ verwijderd is van een verklaring voor het begin van het leven vanuit de oersoep. Namelijk “dat het mogelijk is dat er complexe, zichzelf replicerende moleculen kunnen ontstaan uit de simpelere onderdelen door extra influx van energie (bliksem, kosmische straling)”.
Keep up the faith, Mark, maar don’t hold your breath, want ik zou je inspirerende bijdragen voor geen eukaryoot willen missen.