Ze trekken rijen dik voorbij. Mensen met een Piet-mening. Je hebt ze nu in méér soorten dan er Coca Cola smaakjes zijn. Griezelige rechtsradicalen die Piet gebruiken om hun eng-nationalistische agenda uit te serveren, melodramatische Black-Power types met een egoprobleempje, schattige Piet-vaders die wenen dat hun bijbaantje wordt afgepakt, empathische BN-ers die lief willen zijn voor een minderheid bij wie Piet racistische gevoelens oproept. Heeft er helemaal niemand géén mening over Piet? Eerlijk gezegd kan het me niets schelen of hij nou zwart, paars, groen of kruidkoekenbruin wordt.
Piet koppelen aan de slavernij is pathetisch, maar ontkennen dat sommige mensen er geen last van hebben is net zo triest. Tradities zijn er om gebroken te worden. Vroeger mochten vrouwen niet stemmen. Dat mogen ze tegenwoordig wel. Vroeger sloeg de meester met de liniaal als je niet luisterde. Dat doen we ook niet meer.
Ik vond Piet altijd al een lul, vooral omdat hij altijd naar drank stonk en het probeerde aan te leggen met mijn moeder. Pieten moet je negeren als een kater. Even bezorgt hij je hoofdpijn, maar na een week zit die opdringerige klootzak weer op de stoomboot naar Spanje.
Dat we over Piet praten zegt iets over de mentale toestand van ons land. Dit is een dorpspomp-discussie van een groep verveelde mensen met teveel vrije tijd. Wanneer er weer iemand over de knecht van de Sint begint echoot de opmerking van de vrouw van de rebelse conservatieve politicus Alan Clark altijd door mijn hoofd. Toen Lady Clark door een journalist werd geconfronteerd met het feit dat haar eega weer eens met een jong ding was betrapt, reageerde ze vol misprijzen: ’Oh, this is so middleclass.’