Enkele weken geleden waren op deze site een aantal opiniestukken van Floris van den Berg en Gert Jan Geling gewijd aan het concept speciesisme. Laatstgenoemde stelde in zijn artikel vragen bij de invulling van dierenrechten en de term speciesisme. Van den Berg reageerde dat het niet zozeer gaat om wetten, waar Geling op focust, maar om het Singeriaanse afwegen van belangen. Van den Berg vindt tevens dat veganisme en een veganistische opvoeding een morele plicht is.
Speciesisme, discriminatie op basis van soort, heeft betrekking op dierethiek in de relatie tussen mens en dier. Het discrimineren van soorten zou op grote schaal plaatsvinden omdat wij mensen dieren niet gelijkwaardig behandelen. Bijvoorbeeld het gegeven dat we huisdieren liefkozen maar we aan productiedieren vooral een economische waarde toedichten. Of het ene dier in de dierentuin bewonderen maar het andere in het wild graag afschieten.
Dierethiek komt dus ter sprake bij menselijk handelen in de dierenwereld en bestaat daarom al sinds de domesticatie van dieren. Een belangrijke notie hier is dat het gaat om menselijk handelen, dus niet de ethiek tussen dier en dier. En dat onderscheid bewijst nu juist de onhoudbaarheid van een begrip als speciesisme. Ik bedoel, heeft u ooit een spin zich zien afvragen of ‘het opeten van de gevangen vlieg in het web eigenlijk wel zo gerechtvaardigd is’? Deze morele vragen zijn menselijk van aard en spelen in de dierenwereld geen enkele rol. Van den Berg bekritiseert Gelings verwijzing naar het brute dierenrijk. Omdat we te veel verschillen van leeuwen zou een morele vergelijking helemaal niet opgaan. Maar dat is juist wel het geval; de essentiële verschillen worden maar al te goed zichtbaar. Dieren erkennen namelijk elkaars belangen niet en doen zelf continu aan speciesisme.
Volgens de utilist Peter Singer gaat ethiek met name om belangen. Van den Berg schrijft dat “het doden van dieren voor consumptie hier niet in past omdat fundamentele belangen van het dier geschonden worden”, hij volgt hierin de ideeën van Singer; het schenden van fundamentele belangen maakt iets moreel onjuist. Maar belangen zijn niet per definitie een recht. Nog buiten beschouwing gelaten wat fundamentele belangen precies zijn. Is dat leven? Consumptiedieren leven anders bij de gratie van het consumeren van dieren.
Het concept speciesisme willen verbieden is dan ook vooral menselijke morele waarden aan dieren willen opleggen. Pretentieus superieur moralisme waar dieren naar mijn idee helemaal geen belang bij hebben. Bovendien discriminatie omdat er met de wil van dieren geen rekening wordt gehouden. Die wil staat misschien liever onder de wet van de natuur dan onder die van de 20e-eeuwse emancipatiefilosofieën. Mochten ze een wil hebben. Maar laten we ze niet onderschatten, en misschien heeft Frans de Waal met zijn boek ‘Are we smart enough to know how smart animals are?’ toch wel een beetje een punt.
Dierenactivisten die met de term speciesisme vingerzwaaien, houden zich op de een of andere manier ook verre van bezig met dieren zelf. Wat dat betreft blijkt de mens inderdaad een egoïstisch dier. Het recht en belang van de natuur (ik doel op realiteit) is dat zij doet wat zij wil. Alle verwoede feilende pogingen van mensen tot beheersing van wat groter is dan henzelf ten spijt.