Als ik een euro van mezelf steel, heb ik nog steeds een euro. Daarom is ‘een dief van je eigen portemonnee zijn’ een onbegrijpelijke uitdrukking. Exact hetzelfde geldt voor ‘zelfplagiaat’. Je kunt je eigen woorden niet stelen. De KNAW, ‘geweten en stem’ van de wetenschap in Nederland, stelde daarom dat het een onzuivere term is die beter vermeden kan worden. De VSNU, belangenbehartiger van universiteiten in Nederland, vindt dat eigenlijk ook, maar wijst erop dat de praktijk die zelfplagiaat beschrijft vermeden moet worden. Hartstikke goed zo’n semantische discussie, maar hij gaat voorbij aan de oorzaak van het probleem: de productiementaliteit van de huidige wetenschap.
Eigenlijk is er maar één vorm waarin zelfplagiaat bestaat. Toen John Fogerty, ex-Creedence Clearwater Revival, een solonummer maakte dat leek op een Creedence-plaat waarvan hij de rechten niet bezat, klaagde zijn oude platenbaas hem aan voor zelfplagiaat. Jezelf herhalen kan literaire leegte zijn. Zo werd Herman Brusselmans beschuldigd van zelfplagiaat omdat hij steeds dezelfde onderwerpen en personages zou gebruiken.
Echte misleiding speelt meestal in de wetenschap, zoals in de zaak Frey. Deze hoogleraar economie publiceerde meermaals over de Titanic in steeds een andere stijl. NRC Handelsblad schreef erover: “de ene [publicatie] leest als een spannend boek, een andere als droge statistiek”. Niet dezelfde bewoording dus, maar wel fraude. Frey schreef namelijk overmoedig “To our knowledge, this is the first time that these shipping disasters have been analyzed in a comparative manner”.
In het huidige debat over zelfplagiaat staat creatieve armoede niet ter discussie. De term kwam weer in het nieuws dankzij Peter Nijkamp, een wetenschappelijk zwaargewicht. Zijn publicatielijst is eindeloos en zijn werk is meer dan 30.000 keer geciteerd. Nijkamps zonde is vrijwel onvermijdelijk in het huidige systeem. Dankzij je specialisme schrijf je vaak over min of meer hetzelfde theoretisch kader en je mag dan best dezelfde woorden gebruiken om een concept uit te leggen. Hetzelfde geldt voor je methode: wanneer je meerdere publicaties over je proefschrift schrijft, zal je beslist wel eens identieke zinnen opschrijven om duidelijk te maken hoe je dataverzameling in elkaar zat. En hier zit ‘m de crux.
Vroeger was het prima als je over één studie één boek schreef. Inmiddels is dat ondenkbaar. Als je wordt afgerekend op het aantal publicaties, zorg je natuurlijk dat dat cijfer zo hoog mogelijk is. Uit een dataset haal je makkelijk meerdere stukken. Je past je onderzoeksvraag net even iets aan et voila!, nog een artikel! De eenzijdige focus op output betekent dat niet het aantal studies dat je uitvoert telt, maar je handigheid om uit een onderzoek zoveel mogelijk producten te halen. Publicaties poepen dus.
Dat is natuurlijk reuze handig voor de lengte van je publicatielijst en dus voor je kansen op een beurs of baan, maar er kleven ernstige bezwaren aan. Publicaties poepen leidt tot wetenschappelijke armoede. Samen met Vincent Crone betoogde ik in de Volkskrant dat dit gedeelde kennis en canonvorming tegenwerkt. Bovendien heeft deze cultuur geleid tot kwaliteitsafname. Crone en ik stellen daarom dat het beter zou zijn als wetenschappers nog maar één publicatie per jaar mogen meetellen. Bijkomend voordeel is dat dit plan zelfplagiaat minder onvermijdelijk maakt.
Dit najaar komt de belangenbehartiger met een nieuwe gedragscode. Daarin zal staan dat wetenschappers duidelijker moeten aangeven dat bepaalde informatie al eerder in eigen onderzoek is gepubliceerd. Ik snap wel dat de VSNU het enigszins ludieke plan Crone & Duits niet gaat overnemen. Het zou wenselijk zijn als ze in ieder geval uitspraak doet over de mate waarin een studie gerecycled dan wel uitgemolken mag worden.