Op 2 november 2004 werd Theo van Gogh vermoord. Tien jaar later heeft Theodor Holman, Van Goghs beste vriend, hierover een roman geschreven. Het gestolen leven is een goed geschreven roman, hilarisch en ontroerend, over een vriendschap die is gestolen. Daarnaast draagt het boek een belangrijke maatschappelijke boodschap.
Het verhaal begint in het ziekenhuis. Daar ligt een man die zijn geheugen kwijt is en niet meer weet wie hij is. Hij krijgt een manuscript in handen, waarin wordt verteld dat de omstreden regisseur Arend Wassenaar (die natuurlijk model staat voor Theo van Gogh) is vermoord. Het leven van Arends beste vriend, Fjodor (Theodor Holman), staat hierdoor helemaal op z’n kop. Zijn leven is gestolen. Daarom heeft Fjodor hulp gezocht bij de psychiater van Arend, maar deze psychiater blijkt net zo gestoord als Arend zelf.
De roman maakt de lezer nieuwsgierig. Is de patiënt Fjodor? Is hij de psychiater? Of is hij misschien iemand anders? En belangrijker: hoe was het eigenlijk om bevriend te zijn met Arend? Wat voor vriend was hij?
Het gestolen leven is een sleutelroman. Naast Theo van Gogh en Theodor Holman komen er nog een aantal andere bekende Nederlanders in voor, zoals Mohammed Bouyeri, Ayaan Hirsi Ali en Femke Halsema. Met name de beschrijving van Halsema als een elitaire, pseudo-intellectuele politica die eigenlijk geen ene fuck geeft om de idealen die ze zegt te verdedigen is briljant, omdat het de waarheid is. Arend vindt haar verschrikkelijk maar wil haar toch neuken, want ze is mooi. Zelden is iemand zo goed literair verkracht. Alleen al om die reden zou je het boek moeten aanschaffen.
Bijzonder geestig zijn ook de dialogen tussen Arend en Fjodor. Arend is er heilig van overtuigd dat Fjodor aan een Oedipuscomplex lijdt en wijdt hier zelfs een toneelstuk aan, waar Fjodor een aantal confronterende vragen aan zijn moeder, die ook echt op de planken staat, moet stellen. Het zijn grappen die zo grappig zijn dat het pijn doet. En dat is precies de bedoeling.
In de roman komt Arend, Van Gogh dus, over als iemand die provoceerde met een bepaald doel, namelijk om mensen wakker te schudden uit hun gemakzuchtige droomtoestand, om existentiële vragen te stellen, vragen die pijn doen. Het is dus niet provoceren om het provoceren.
In zekere zin is het beeld van Van Gogh uit Het gestolen leven een correctie op de visie van historicus Rob Hartmans, die een intense afkeer heeft van Van Gogh en hierover in januari 2005, amper twee maanden na de moord, een essay schreef in De Groene Amsterdammer. Hartmans ergerde zich aan de verwilderde toon van het publieke debat in Nederland en hield Van Gogh hiervoor verantwoordelijk. De existentiële kant van Van Goghs vragen, mensen uit hun comfortzone halen, zaken benoemen waarop een taboe rust(te), wordt door Hartmans genegeerd. Maar eigenlijk is Van Gogh, meer nog dan de door Hartmans zo bewonderde Freek de Jonge, een intellectueel, die door Hartmans immers is gedefinieerd als iemand die lastige vragen aan de samenleving stelt.
Natuurlijk moet je Het gestolen leven in de eerste plaats lezen als een roman. Een roman over het verlies van je beste vriend en hoe je daarmee omgaat. Maar daarnaast heeft de roman ook een maatschappelijke boodschap, namelijk dat de samenleving vervelende pestkoppen als Theo van Gogh nodig heeft. Zij zijn de narren die de hypocrisie van de Halsema’s in onze wereld doorzien. Echte vriendschap is immers veel belangrijker dan abstracte idealen waar moralistische mensen stiekem toch niet in geloven.
Theodor Holman, ‘Het gestolen leven’ (uitgeverij Nieuw Amsterdam). ISBN 9046818004. 240 pagina’s. € 17,95.