‘Overheid, blijf weg van sociale media!’

24-11-2011 14:06

Op 26 november 1940 sprak Professor Cleveringa als decaan van de Juridische faculteit een rede uit naar aanleiding van het ontslag van Prof. Meijers en andere Joodse collega’s aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Een passage: “Ik treed hier vandaag voor U op een uur waarop gij gewoon waart een ander voor U te zien: Uw en mijn leermeester Meijers. De oorzaak daarvan is een door hem hedenochtend rechtstreeks van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ontvangen brief van den volgenden inhoud: ‘Ingevolge opdracht van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied terzake van niet-Arisch overheidspersoneel en met dat personeel gelijkgestelden, breng ik te Uwer kennis, dat met ingang van heden van de waarneming van Uw functie van hoogleeraar van de Rijksuniversiteit te Leiden is ontheven.”

Na een beschrijving van de grootheid van prof. Meijers vervolgt Cleveringa:

“Het is deze Nederlander (Meijers), deze nobele en ware zoon van ons volk, deze mensch, deze studentenvader, deze geleerde dien de vreemdeling, welke ons thans vijandiglijk overheerscht, ‘ontheft van zijn functie’! Ik zeide U niet oever mijn gevoelens te zullen spreken; ik zal mij eraan houden, al dreigen zij als kokende lava te barstendoor al de spleten, welke ik bij momenten den indruk heb, dat zich, onder den aandrang ervan, in mijn hoofd en hart zouden kunnen openen.”

Prof. Cleveringa
Jaarlijks wordt aan de Universiteit Leiden de 26 novemberrede van Prof. Cleveringa herdacht, door middel van een oratie, op of rond 26 november. Dit jaar zal David van Reybrouck, auteur van het bekende boek “Congo”, maar ook van het uiterst interessante pamflet “Pleidooi voor Populisme” dat ik eenieder kan aanbevelen, komende maandag 28 november die rede houden.

Sinds 2003 wordt daarnaast door de studentcommissie van het LUF, CASSA, een debat georganiseerd in nagedachtenis van de rede van Prof. Cleveringa. Op deze wijze wil de studentcommissie het debat rond ‘vrijheid’ en ‘vrijheid van meningsuiting’ in het specifiek, op basis van actuele ontwikkelingen gaande houden. Tal van prominente sprekers zijn in de afgelopen jaren in discussie gegaan met Leidse studenten, net zoals wij dat nu hier doen.

Tot zover het ‘objectieve’ historische kader, dan vervolg ik nu mijn verhaal met het ‘intermezzo’.

Godwin
Ieder jaar komt de vraag voorbij in hoeverre de woorden van Cleveringa nog actueel zijn. Hoe je het antwoord op die vraag ook formuleert, je bent bijna per definitie aan het ‘Godwinnen’. Voor degene onder u die niet veel op het internet komen: een Godwin is een internetwetmatigheid, vernoemd naar Mike Godwin. De stelling luidt: “Naarmate online discussies langer worden, nadert de waarschijnlijkheid van een vergelijking met de nazi’s of Hitler 1.” Oftewel, iedere internetdiscussie, als hij maar lang genoeg duurt, komt op een punt dat iets of iemand met Nazi-Duitsland wordt vergeleken. Het kenmerk van een Godwin is dat het iedere discussie doodslaat: tegen het verwijt dat de opponent standpunten verdedigt die gelijk zijn aan Hitlers ideeën is geen argument meer opgewassen. Tijdens dit intermezzo, met een terugblik naar de rede van Cleveringa, ligt voor mij dus het gevaar van een offline Godwin op de loer als ik de vraag stel of de rede van Cleveringa nog actueel is.

Anderzijds is het ondenkbaar Cleveringa in dit debat ongenoemd te laten, dus ik ga toch een poging wagen. Wij discussiëren hier, nu, over de rol van de journalistiek ten opzichte van nieuwe media en verantwoordelijkheid van de burger. Cleveringa uitte zich met name tegen de bezettende overheid.

Nu is onze overheid gelukkig democratisch gekozen, en we hebben een rechtssysteem dat ons beschermt tegen flagrante schendingen van overheidsbemoeienis in de privésferen. Maar zijn die twee elementen, democratie en rechtsbescherming, voldoende waarborg tegen een overheid in een steeds digitaler wordende maatschappij?

Mijn stelling is dat de overheid niets te zoeken heeft op sociale media.

Overheid 2.0
De overheid heeft in de gaten dat dat internet nog best eens groot gaat worden. Dus zijn her en der ambtenaren aan de slag gegaan met het “Overheid 2.0”-idee. De “Ambtenaar 2.0” is bezig met het verkleinen van de afstand tussen burger en overheid. Hiertoe stelt zij zogenaamde internetprincipes op, zoals daar zijn ‘Breng in beeld waar gesprekken plaatsvinden’ en ‘Wees aanwezig op drukke plekken’.

Op zichzelf is hier natuurlijk weinig mis mee, het is de taak van de overheid de wensen van haar burgers te kennen. Toch schuilen ook hier gevaren.

Gerrit Komrij, voormalig dichter des vaderlands en eredoctor aan deze universiteit, heeft een column over zijn ervaringen met nieuwe media in NRC Handelsblad. Hij schreef op 3 november: “Het is een ijzeren wet dat iets wat zowel voor een goed als een kwaad doel kan worden gebruikt uiteindelijk vooral voor een kwaad doel zal worden gebruikt. Met internet zal het slecht aflopen, net als met de televisie. Het zal worden opgeslorpt door de commercie, de machthebbers, de grootste gemene deler.”

Arabische revolutie
Zou het zo’n vaart lopen? In andere landen, ja, dat weten we. 26 oktober werd bekend dat China “sociale media en chatprogramma’s strenger gaat controleren. De autoriteiten willen zo ‘de ordelijke verspreiding van informatie in goede banen leiden’”. En de Arabische revoluties kenmerkten zich door pogingen van de overheid om sociale media aan banden te leggen.

Maar ook dichter bij huis. In Groot-Brittannië bepleitte David Cameron tijdens de rellen afgelopen zomer : “So we are working with the Police, the intelligence services and industry to look at whether it would be right to stop people communicating via these websites and services when we know they are plotting violence, disorder and criminality.

Welnu, combineer deze losse observaties, en we komen tot een interessant toekomstbeeld. De overheid gaat zich steeds meer – als ware zij een onzer gelijken – mengen in onze online conversaties. Ik twijfel er geen moment aan dat dat in eerste instantie met de juiste bedoelingen is, namelijk om te weten wat er speelt onder de bevolking.

Diezelfde overheid is echter, behalve participant, ook de bewaker van de orde in de samenleving. De Arabische revoltes en het verhaal van Cameron bewijzen dat als de inhoud van het online gesprek niet bevalt, de overheid in het belang van de goede orde kan en zal ingrijpen in de middelen van gesprek.

Ivo Opstelten
Wellicht zegt u, ja, maar dat waren relschoppers, dat was terecht. Mee eens, deze mensen waren – als ik de media mag geloven – vaak meer uit op een nieuwe tv dan op sociale rechtvaardigheid. Maar rechtvaardigt dat het afsluiten van het internet? Job Cohen zei in november tijdens de Kerdijk-lezing: “Tijdens de rellen in Engeland deze zomer zeiden sommigen dat de relschoppers moreel niet beter of slechter waren dan de bankiers uit de City.”

Afgezien van de slimme zegswijze (“ik citeer hier slechts ‘sommigen’, ik zeg het zelf niet, maar heb het nu wel gezegd”), is mijn punt: wie bepaalt die grens? Blijkbaar zijn daar nogal uiteenlopende meningen over.

Ivo Opstelten wil de camera’s aan snelwegen gebruiken om kentekens van auto’s op te slaan. Ze hangen er immers toch. Maximaal vier weken. Als ik dat hoor hou ik mijn hart vast bij overheidshandelingen op het internet. Wie wil er nog open met een overheid in discussie, als al die woorden later tegen hem of haar gebruikt kunnen worden?

Gewaardeerde overheid, breng u zelf niet in verleiding. Het internet is groot genoeg, laat sociale media aan uw ingezetenen over.

Ieder jaar organiseert CASSA, de studentcommissie van het LUF, een debat ter nagedachtenis aan de rede van Cleveringa. Hieronder volgt de tekst van het “Intermezzo” in het debat van 2011. Een kort fragment uit de rede van Cleveringa, gevolgd door een column, waarin wordt bepleit dat de overheid zich niet moet mengen in discussies van burgers op sociale media.