Ik neem u even mee terug naar 2008, de nacht van 6 op 7 december, in een noctilien -een Parijse nachtbus. Een jongeman met een opvallend zachtaardig uiterlijk staat voorin de bus een beetje voor zich uit te kijken. Halflang haar bestudeerd in de war, een Burberry sjaal om, zwarte houtje-touwtje jas aan, kortom, het prototype van een Franse student aan een betere universiteit.
Een viertal zichtbaar opgefokte figuren in sportieve vrijetijdskleding beginnen zo’n beetje om hem heen te draaien. Eentje is zwart met geblondeerd haar, eentje draagt een capuchon, en de andere twee zijn onmiskenbaar van Noord-Afrikaanse afkomst.
Op gegeven moment spreekt één van de vier de jongeman aan, terwijl een ander duidelijk zichtbaar zijn portefeuille rolt. Hij tilt een jaspand omhoog om er beter bij te kunnen. De student ontgaat het niet, maar zodra hij protesteert, slaan ze hem gezamenlijk tegen de vlakte. Daar wordt hij flink getrapt en geslagen. Een medepassagier die te hulp wil komen, krijgt ook rake klappen.
Hoe weet ik dit allemaal zo precies? In iedere bus hangt een surveillance-camera, en beelden van dit incident zijn op internet beland.
Parijs was in die tijd nog meer dan nu een politiek correct en multicultureel bolwerk vol goede bedoelingen, natuurlijk met een socialistische burgemeester. Politiek correct en multicultureel is de stad nog steeds, maar meer een kaartenhuis dan een bolwerk.
Tot groeiend ongenoegen van het gemeentelijk vervoersbedrijf en het gemeentebestuur trok de kloppartij veel aandacht. Iedereen bekeek de video. Uit onmacht werd de boodschapper van het slechte nieuws in de boeien geslagen: een veiligheidsagent van het openbaar vervoer die het filmpje op Facebook had gezet voor zijn vrienden. Volgens goed socialistisch gebruik probeerde men de beelden van internet af te censureren, maar ze stonden natuurlijk al lang op Russische servers.
Sommige opiniemakers en politici ter linkerzijde vroegen zich hardop af of de hele zaak niet in scène was gezet, maar getuigen waren snel gevonden. Die gooiden olie op het vuur, door te vertellen dat de daders scheldwoorden hadden gebruikt als ‘bleekscheet’, en ‘Frans varken’. De Franse burgerman schrok zich rot.
De affaire nam een bizarre wending toen het slachtoffer een interview gaf aan de eerste krant die hem had weten op te sporen, de Figaro. Hij bleek student aan het Institut d’Études Politiques de Paris, beter bekend als Sciences Po, een voorportaal van het politieke establishment, met alumni als Pompidou en Mitterand. Hollande is er nog gepromoveerd.
De jongeman zei er niets van te hebben gemerkt dat de daders racistische taal hadden gebezigd. En als dat zo mocht zijn, dan waren ze misschien dronken of stoned geweest, voegde hij er ongevraagd aan toe. ‘Ik vind het vreselijk dat racistische groepen deze beelden misbruiken voor hun zaak. Zo erg was het allemaal niet,’ vertelde de student, de blauwe plekken en schaafwonden nog op zijn gezicht. ‘En die jongens waren volgens mij niet eens allochtonen, één van hen was zelf heel licht. Dat zij misschien van vreemde komaf leken, was vast omdat ik er zelf zo bourgeois -burgerlijk- uitzie.’
Hij klaagde ook nog dat zijn vrienden ‘geschokt’ hadden gereageerd. Kennelijk niet door wat hem was overkomen, maar wel door de munitie die racisten dankzij hem in de schoot geworpen kregen.
Stockholmsyndroom, concludeerde een columnist in dezelfde krant. Een schoolvoorbeeld van de ‘weg met ons’ mentaliteit, zeiden anderen. De verklaring werd bij zijn universiteit gezocht, bekend om haar doorgeslagen progressieve gedachtengoed. Tegenwoordig organiseren studenten van Sciences Po jaarlijks een ‘Hijab Dag’, met alle vrouwelijke studenten in een sluier. Zo gek zijn ze daar.
Het publiek verklaarde Frankrijk verloren: door een ruggengraatloze bovenlaag overgeleverd aan barbaren. Men herinnerde aan wat bovengenoemde voormalige burgemeester van Parijs in 2003 was overkomen, en hoe hij daarop had gereageerd, of liever gezegd niet had gereageerd. De socialist Bertrand Delanoë werd vanwege zijn openlijke homoseksuele geaardheid op straat neergestoken door een Maghrebin, een Noord-Afrikaan Hij overleefde maar net. Toch sprak hij ook daarna nimmer een onvertogen woord over welke minderheidsgroep dan ook, en zette hij zijn strijd voor een vreedzame multiculturele samenleving met nog meer passie voort.
Een weldenkend mens is geen racist, en wordt het ook niet na een slechte ervaring. Maar overdrijven kan ook. Wie zou zich uitsloven om de moordenaars van zijn dochter voortijdig uit de gevangenis te krijgen, en ze vervolgens begripvol de hand schudden en aan een baantje helpen? Dat deden de ouders van Amy Biehl, een jonge anti-apartheidsactiviste uit de VS, die in 1993 in Kaapstad met haar auto in een woedende zwarte menigte belandde en werd gelyncht, een cause célèbre. Was dat niet mooi, van vader en moeder Biehl, om de idealen van hun dochter na haar gruwelijke dood overeind te houden? Of ziet u het misschien anders?
Als je zoiets hoort, lijkt antiracisme nog het meest op een religie, met racisme als erfzonde. De ware gelovige sterft liever in het harnas dan ook maar een zweem van verdenking op zich te laden dat hij discrimineert. De heiligen in deze kerk zijn degenen die doorgaans het lijdend voorwerp zijn van racisme: moslims en zwarten. Joden niet, al is antisemitisme ongetwijfeld de oudste en hardnekkigste vorm van racisme. Een beetje antiracist heeft de pest aan joden, oeps, zionisten.
Daar begint de schoen al te wringen.
Dat zwarten en moslims zelf ook racisten kunnen zijn, past niet in dit beeld, en wordt dus voor onmogelijk gehouden, of doodgezwegen. Daar wringt de schoen nog harder.
Ik ken Nigeria goed, en weet uit ervaring dat daar iemand van een andere stam al als minderwaardig beschouwd en gediscrimineerd wordt, om maar te zwijgen over iemand met een ander geloof. In Nigeria leven 250 stammen en bestaat ieder soort geloof dat je kunt bedenken. Dat is heel wat racisme bij elkaar. Toch praat niemand over racisme als het om Nigeria gaat.
Nog een voorbeeld: Chinese vrienden in Beijing, in het noorden van China, hoog op de universitaire ladder en doorgaans de beminnelijkheid zelf, krijgen schuim op hun mond als de raciaal verschillende landgenoten uit het zuiden ter sprake komen. Inbrekers, dieven, te besodemieterd om te werken, kakkerlakken, daar is geen goed woord voor.
En ik hoef u natuurlijk niet te herinneren aan het virulente en met de paplepel ingegoten antisemitisme van moslims. Maar in een kerk is slechts plaats voor één duivel. Dat is in dit geval de blanke man. Raar. Het idee van racisme als erfzonde rammelt ook al. De erfzonde veronderstelt het kwaad in ieder mens, terwijl de antiracist per definitie het kwaad bij de ander situeert.
Filosoof Alain Finkielkraut, van de Académie Francaise, noemde in 2005 antiracisme het communisme van de 21ste eeuw. Dat klinkt al beter. Beide ideologieën ontlenen bestaansrecht aan egalitarisme, het idee dat iedereen gelijk is of zou moeten zijn, maar er zijn meer overeenkomsten.
Communisten en antiracisten delen een sterk vereenvoudigd wereldbeeld: voor de een is iemand met aandelen een smerige kapitalist, voor de ander is iemand die ook maar van één asielzoeker de oprechtheid in twijfel trekt een vuile fascist. Er zijn onderdrukkers en onderdrukten, daartussen is niets. De communist vond onderdrukkers genoeg in de bezittende klasse, maar nu zo’n beetje iedereen daarbij hoort, zijn nieuwe onderdrukkers nodig en gevonden: racisten.
De goeden zijn links, de slechten rechts, dat idee is niet veranderd: racisme is rechts, en racistische partijen zijn ultrarechts, ongeacht verdere standpunten. De antiracist is links, een linkse racist lijkt een anomalie. Dat Hitler zichzelf socialist noemde, doet daar niks aan af.
Rechts betekent nog niet automatisch racistisch, al vinden hardcore antiracisten van wel. Iemand als Mark Rutte een racist noemen lijkt me de werkelijkheid geweld aandoen, toch werd zijn eerste kabinet met regelmaat als racistisch neergezet in goed bekeken televisieprogramma’s als DWDD.
Communisme had en heeft een moeizame relatie met democratie, voor antiracisme als ideologie is dat niet anders. Wat te denken van het gemak waarmee instanties het publiek beelden en informatie onthouden, zodra er weer eens een graat blijft steken in de keel van multicultureel utopia? Zie het kersverse incident met de aanrijder van het Centraal Station, waarvan de politie de islamitische naam onder de pet probeerde te houden. In Frankrijk begint nu een storm op te steken, omdat geruchten sterker worden dat de media criminelen willens en wetens westerse voornamen hebben gegeven, als ze in werkelijkheid Mohammed of Idriss heetten.
Ook in Frankrijk stond een bekende opiniemaker terecht, die in een discussieprogramma had opgemerkt dat gevangenissen voor 85 procent worden bevolkt door volk uit Noord en zwart Afrika. Antiracisten klaagden hem aan, niet omdat hij had gelogen, want dat had hij niet, maar omdat het aanhalen van dergelijke statistieken zou aanzetten tot discriminatie. De rechter gaf ze gelijk en veroordeelde hem tot een geldboete. In Noorwegen bestonden plannen om het openbaar maken van het percentage allochtonen per woonwijk strafbaar te stellen.
Wat is precies het verschil met China, dat routinematig televisiezenders en internetsites op zwart zet, zodra die dissoneren met het van overheidswege uitgedragen wereldbeeld?
Eerder genoemde filosoof Finkielkraut werd begin deze eeuw samen met andere Franse intellectuelen -zoals ‘s lands meest succesvolle levende schrijver Houellebecq- verketterd als racist en vijand van de democratie, onder meer in Le Monde. Ze hadden in een opiniestuk gewaagd vraagtekens te zetten bij Turkije als toekomstig lid van de EU, een idee waar hoe dan ook in de meeste Europese landen een meerderheid tegen was, en nog altijd is.
In Nederland komen ordediensten van antiracismeclubs steevast handen tekort om voor cameralenzen te houden, als demonstranten tegen racisme weer eens in één moeite door joden de gaskamer in wensen. Tot welke antidemocratische bokkesprongen antiracisme aanleiding kan geven, demonstreren overheid en een deel van de burgers telkens weer op onnavolgbare wijze, als het om Wilders gaat. In zijn eerste rechtzaak struikelden psychiatrische gevallen in de rechtszaal over elkaar om de beklaagde dingen in de schoenen te schuiven. Ze zouden meteen zelf in het bankje zijn gezet, als ze die dingen over andere politici hadden geroepen dan die ene in de rechtszaal.
En dan de koppigheid waarmee leden van het Amsterdamse Hof publiekelijk bleven belijden dat wie twijfelt aan de goede bedoelingen van een minderheid in de samenleving -altijd dezelfde minderheid by the way-, tot elke prijs de mond moet worden gesnoerd.
De deken van de Amsterdamse advocaten maakte het nog het bontst, door die schertsvertoning van het eerste Wildersproces de verdachte in de schoenen te schuiven. Wilders zou het vertrouwen in de rechtspraak ondermijnen. Het is wonderlijk dat in een land met zoveel begrip voor crimineel gedrag, niemand op de gedachte komt dat Wilders goede redenen heeft zichzelf te overschreeuwen. Zijn normale leven is hem al lang geleden ontnomen, omdat hij een bepaalde mening heeft en uitdraagt.
Ik hoor nog hoe destijds Hofland, gelauwerde columnist van NRC/Handelsblad, in een tv programma voorstelde Wilders maar eens een weekje zonder beveiliging te laten rondlopen. Daar spreekt de communist pur sang: alles opzij voor de ideologie. Als daarbij doden vallen, jammer. Hofland heeft een waardige opvolger in neonazi Abu Jahjah, die te pas en te onpas zijn ongenoegen laat blijken over de kosten van het bewaken van synagogen en joodse scholen.
Mijn vader stemde net als Hofland CPN zolang het nog kon, daarna stemde hij helemaal niet meer. Rechts ingehaald door de geschiedenis vond hij een nieuw doelwit: iedereen die volgens hem een racist was.
Hij maakte iets mee dat me deed denken aan die geschiedenis met de noctilien.
Waar hij woonde in Amsterdam, werd NRC/Handelsblad nauwelijks gelezen, en de bezorger had niet altijd zin of tijd om voor die ene krant de straat in te rijden. Van klagen hield mijn vader niet, maar toen het te gek werd had hij toch maar eens gebeld. De volgende dag trapte iemand zo hard tegen de voordeur dat het slot eruit vloog. De NRC werd naar binnen gegooid en er reed een scooter weg.
Toch belde mijn vader niet opnieuw. De bezorger was een Marokkaan. ‘Die mensen hebben het al moeilijk genoeg,’ zei hij. ‘En dat slot was al stuk.’ Mijn vader wilde ook niet dat ik zou bellen. ‘Nee, nee, dan ga je maar weer op die mensen zitten schelden, dat doe je altijd.’ In zijn gezelschap zei ik wel eens iets onaardigs over Marokkanen, vooral omdat ik wist dat hij daar slecht tegen kon. Zo gingen we met elkaar om.
Het enige waar mijn vader nog vaker op schold dan op racisten, was Amerika. Dat heeft hij zijn hele leven gedaan, als communist en als antiracist. Hij schold even hard op alle Amerikaanse presidenten, inclusief Obama. Als hij Trump nog had mee kunnen maken, zou hij helemaal de tijd van zijn leven hebben gehad.
En daar heeft Finkielkraut ook een punt. Antiracisten hebben het estafettestokje als aartsvijand van de VS overgenomen van communisten. Waarom eigenlijk, even los van Trump? De vorige president was zwart en ze hebben strengere wetten tegen discriminatie dan wij.
Toch is er een belangrijk verschil, en daar ligt het antwoord: die Amerikaanse wetten gelden de daad, niet het woord. Vrijheid van meningsuiting is er heilig en onaantastbaar. Communisten houden daar al helemaal niet van, maar voor de ware antiracist is vrijheid van meningsuiting echt het grootst denkbare kwaad.