Wat is liefde? Wat is een gezicht? Zien we elkaar eigenlijk wel? Kun je nog van iemands gezicht houden, als je weet dat de roze kleur van de wangen die van het bloed onder de transparante huid is? Zijn ogen nog mooi als je weet dat de pupillen zwarte cameragaten zijn? Kun je iemands ziel vangen, datgene wat een persoon uniek maakt vereeuwigen? En is portretkunst niet een veel te banaal medium, nu je voor een fractie van de prijs van een olieverfportret een prachtige, veel grotere foto van iemands gezicht kunt laten maken? Allemaal vragen die door mijn hoofd spoken, terwijl ik het werk van portrettist Scott E. Bartner bekijk in galerie Morren aan de Oudegracht in Utrecht.
Er zijn natuurlijk talloze harde werkers op deze planeet, met oeverloze liefde voor hun vak. Maar het bijzondere aan een overzichtstentoonstelling van een portretschilder is dat je al die arbeid, alle penseelstreken, alle dagen die zich aaneen geregen hebben tot weken, maanden en jaren in een fractie van een seconde kunt overzien. Probeer dat maar eens met het werk van een automonteur.
Op het eerste gezicht lijkt wat een moderne portretschilder doet eenvoudig: maak een paar leuke foto’s, kies wat kekke kleurtjes, teken een gezicht over van de foto’s en kleur het in. Klaar. Simpel nietwaar? Nou, nee. Een olieverfportret dat leeft creëren, waarin je iemands persoonlijkheid terugziet, heeft meer met een subtiele vorm van magie te maken dan met het zojuist omschreven grote-stappen-snel-thuis proces. Goed, Scott maakt foto’s van zijn subjecten, maar hij schildert een foto niet na. Hij gebruikt de foto’s om de vorm, de ruimte die iemands gezicht inneemt, en het licht dat erop valt zo goed mogelijk te vangen.
Natuurlijk is Scott geen tovenaar, maar een gewone sterveling met talent en met oeverloos geduld. De avond voor ik zijn portretten bekijk spreken we elkaar in een Utrechts cafeetje. Bartner is geen vrolijke man. Maar als we over zijn werk praten fleurt hij op. Hij vraagt me op te letten, of ik verschil zie tussen zijn portretten van rond het begin van het millennium en zijn meer recente werk. Natuurlijk is zijn techniek verbeterd over de jaren, maar hij laat zich ook door andere kunstenaars beïnvloeden. Keek hij vroeger veel naar renaissanceschilders zoals Caravaggio, tegenwoordig laat hij zijn stijl meer bepalen door laat negentiende-eeuwers zoals Jules Joseph Lefebvre, schilder van portretten met een bijna tastbaar realisme. Scott legt uit waarom: “Als jij je omdraait, draait je vorm in de ruimte. Daarmee draaien ook de tinten en kleuren. Veel kunstenaars hebben geen idee hoe ze bijvoorbeeld de huidtint van een wegdraaiende arm moeten schilderen en behelpen zich met wit of paars. Lefebvre wist dat wel. Het is de kunst om niet alleen mooi, maar ook natuurgetrouw en harmonisch schilderen, zonder valse noten. Niet veel kunstenaars van nu verstaan die kunst.”
Om aan zijn eigen hoge eisen te voldoen, zet Scott zijn portretten in drie lagen op. Of vier eigenlijk. Eerst prepareert hij zijn panelen of doeken met dunne laagjes kalk, die hij ieder apart opschuurt. De structuur van de kalklaag bepaalt het karakter van het portret: of het ‘schilderachtig’, of meer met detail uit de verf komt. Op de kalk brengt hij een dun laagje gebrande omber aan, een warm bruin pigment. Daarmee zet Scott wat hij ziet gedetailleerd neer. De derde laag bouwt hij op met transparant zinkwit en opaak titaanwit gemengd met loodwit. Scott werkt, net als Vermeer ooit, met licht vanuit één virtuele bron, dat over de huid speelt. De dikste opake partijen wit geven aan waar het licht rechtstreeks het gezicht raakt. Het transparante zinkwit gebruikt hij om hij schaduwen in het omber te schilderen. Zo creëert hij wat de Fransen een grisaille noemen, een grauwschildering, waarin eigenlijk alleen licht en schaduw een rol spelen. Pas als hij daar helemaal tevreden mee is, brengt Scott verschillende lagen kleur aan, die net zo transparant zijn als huid in werkelijkheid is. Haar en de kleding schildert hij met hetzelfde accent op textuur en op licht.
“Licht en schaduw bepalen alles. Nu je tegenover me zit zie ik hoe het licht je wangen raakt en je voorhoofd, dat moet ik overdrijven om je natuurgetrouw op het doek te krijgen. Maar ook weer niet teveel, anders glans je zoveel dat het lijkt alsof je bloedarmoedig bent en je naar de de dokter moet. Het liefst werk ik met licht dat van bovenaf komt. Dat lijkt het meest op daglicht. Als ik foto’s heb met licht van bovenaf, maak ik de mooiste portretten. Daarom beland ik vaak in slaapkamers tijdens fotostudies vooraf, andere vertrekken hebben teveel ramen. Als het licht van verschillende kanten komt, heb ik een probleem. Ik kan natuurlijk wel gezichten net zo schilderen als David Hockney, als Lucian Freud of andere neorealisten, maar dat probeer ik juist te vermijden. Van mijn vrouw mag ik het niet zeggen, maar ik vind neorealisme enigszins weerzinwekkend. Het is groot en veel en en shockerend, maar met compositie en kleur heeft het weinig te maken.”
Scotts gaat niet voor schockvalue. Het werkproces dat hij hanteert is tijdrovend, niet veel portretschilders doen het zo. Maar zijn laagjesopbouw weerspiegelt de manier waarop de natuur een gezicht opbouwt: met een roodbruine onderlaag van bloed, met licht en de transparantie van huid. De gezichten die Scott vereeuwigt zijn door zijn procédé zo levensecht, zo natuurgetrouw, dat je er onbewust naar gaat verlangen ze aan te raken, waardoor je je bijna een voyeur voelt.
De gelaagdheid, de diepgang van Scotts portretten is onmogelijk over te brengen met een foto. Je moet ervoor gaan staan en het zien. Er bestaat een koan over de eeuwigheid, over een vogel die elke dag een zandkorrel neerlegt, tot er op die plek een berg ligt. Daar moest ik aan denken, toen ik de kleine dertig schilderijen van Bartner in de galerie langs was gelopen en op me in had laten werken. Elk portret bezit zoveel details, zo talloos veel pietepeuterige penseelstreken… Als elke penseelstreek een blok zandsteen was, had ik voor een heel behoorlijk kerkgebouw gestaan.
En dan denk ik aan Scotts woorden, en sta ik stil bij zijn techniek. Is hij vooruit gegaan? Ik heb zelf nog nooit iets geschilderd, maar het verschil is zelfs voor mij duidelijk. In de vroege portretten zie ik het werk van getalenteerde ambachtsman. Ik zie dat Scott weet wat het moet worden, dat hij weet waar hij heen wil, maar nog onvoldoende controle heeft over de details van zijn ambacht om boven zichzelf uit te stijgen. Lichte en donkere vlakken hebben ook meer contrast, net als bij Caravaggio en andere renaissanceschilders.
In zijn meer recente werken heeft Bartner de controle wel. Alle subtiele houterigheidjes zijn verdwenen, het licht glanst, de gezichten vloeien. De opbouw van licht en donker is verfijnd, net zoals in het werk van Jules Lefebvre. De gezichten zijn bijna tastbaar en de personen lijken te stralen van binnenuit. Ik weet niet of we een ziel hebben, maar het lukt Bartner om zijn mannen en vrouwen te schilderen alsóf ze er een hebben. Nu ik thuis zit en en terugdenk, staan Scotts portretten me helderder voor de geest dan de zeer onderhoudende galeriehoudster, die me heeft rondgeleid.
Ook het verschil tussen Scotts vrije werk en zijn werk in opdracht is goed zichtbaar. De portretten in opdracht zijn meer ingehouden. Meer bij de les, netjes, zoals het hoort. Maar over zijn vrije werken hangt een gloed, die te maken moet hebben met de relatie die hij als kunstenaar met zijn subject had. Bij de een is die gloed wat koeler, bij de ander warmer, maar alle vrije portretten spreken. Je pikt ze er direct uit.
Je kunt portretkunst zien als een ode aan de liefde: iemand houdt zo veel van het gezicht van zijn of haar geliefde, dat een kunstenaar goed betaald wordt er om met talloze uren en penseelstreken een beeltenis van te maken die, mits goed bewaard, eeuwenlang goed blijft. Dat is toch heel iets anders dan een uitvergrote foto.
Dit betekent natuurlijk ook, dat de meeste portretten in het bezit zijn van particulieren. Een overzichtstentoonstelling van contemporain werk van één portretkunstenaar is daarom een relatief zeldzame aangelegenheid. Dankzij de medewerking van vijfentwintig bruikleengevers hangt er tot eind november een overzicht van Scott Bartners werk van het afgelopen anderhalve decennium in galerie Morren, aan de Oudegracht. Een goede reden om eens binnen te wippen, en door de ogen te kijken van een man die zijn leven gewijd heeft aan het vangen van mensengezichten in licht en schaduw.
Scott E. Bartner. Excellence in Portraiture. 2 november – 23 november 2014
Morren Galleries, Oudegracht 338 – 340 3511 PM Utrecht