De afgelopen weken was er weer een revolutie in het nieuws. Ditmaal in het West-Afrikaanse land Burkina Faso. De Burkinezen (vrij vertaalt ‘de oprechte mensen’) en het Burkineese leger waren de schijndemocratie zat en eisten het aftreden van president Blaise Compaoré. De voormalig Franse kolonie heeft nu een plan voor de toekomst nodig en de Afrikaanse Unie dreigt al met economische sancties als het leger niet snel met een democratische overgangsregering komt. Een onduidelijke political transition na een revolutie is een veel voorkomend probleem in dergelijke situaties. Daarom rest de vraag voor Burkina Faso: is er leven na een militaire coup?
Om de situatie volledig te begrijpen, is het noodzakelijk de feiten over dit land op tafel te hebben. Bent u, net als ondertekende, voornamelijk opgeleid met een blik op het Westen? Dan bent u wellicht ook niet helemaal bekend met het politieke reilen en zeilen in Burkina Faso. Gelukkig is daar het BBC News die ons de nodige informatie kan verschaffen in een heus ‘Burkina Faso Country Profile‘.
Burkina Faso werd in augustus 1960 onafhankelijk van Frankrijk. De eerste president van het land, toen nog Opper-Volta geheten, was Maurice Yaméogo. Hij was leider van de Voltaic Democratische Unie (VDU). Toen de beste man echter aan de macht kwam verbood hij alle andere politieke partijen behalve de VDU, en hij bleef de daaropvolgende zes jaren aan de macht. Als gevolg van massale maatschappelijke onrust zoals demonstraties en stakingen, greep het leger uiteindelijk in. Dit resulteerde in het gebed zonder einde. De daaropvolgende decennia worden namelijk gekenmerkt door het steeds weer herhaalde scenario van: staatsgreep leger-president-staatsgreep leger-president. Gemiddeld vond eens in de 3,5 jaar een staatsgreep plaats in het land.
Ook anno 2014 – alle democratische instituties ten spijt – lijkt dit scenario zich voor Burkina Faso te herhalen. Het is een op het eerste gezicht positieve ontwikkeling: de bevolking die zich eindelijk uitspreekt tegen een president die 27 jaar (!) achtereenvolgend regeert en die dit bovendien stilletjes aan met een wetswijziging nog eens wilde verlengen ook. Een revolutionaire actie van de Burkinezen, want het parlement ging in vlammen op, de nationale zender ging op zwart en president Compaoré lijkt de boodschap te hebben begrepen. De massa schreeuwde leuzen als ‘Viva la Revolution‘. Maar revoluties an sich leveren eigenlijk niets op; het gaat om de nasleep en de toekomst. Een zogenoemd machtsvacuüm ontpopt zich in dit soort situaties. En wie vult dit op? Juist, de enige sterke politieke actor nog aanwezig: het leger.
Terwijl de bevolking het werk doet en zodoende een vals signaal van een zogenoemde ‘bottum-up‘ revolutie (revoluties die ontstaan vanuit de bevolking zelf ook wel de onderste laag in de maatschappelijke driehoek) afgeeft, is het leger achter de schermen al druk bezig met wie de touwtjes in handen krijgt. Het leger benoemde luitenant-kolonel Zida afgelopen week tot interim-president van het land. In een statement zegt-ie: ‘De uitvoerende macht zal worden geleid door een overgangsregering, maar binnen een grondwettelijk kader dat wij nauwlettend in de gaten zullen houden’. Ik hoor u denken; ja-ja. Ook de VN en de Afrikaanse Unie lijken niet gerust op deze belofte van leger topman Zida. Beide instituties dringen aan op een machtsovergave aan een burgerregering binnen twee weken. Gebeurt dit niet, dan volgt een stukje soft politics van de bovenste plank: de o zo gevreesde sancties.
De Afrikaanse Unie – de steeds serieuzer wordende evenknie van de Europese Unie – heeft aangegeven revoluties en onwettelijke regimeverandering niet te zullen erkennen. Uiteraard heeft dit te maken met eigen belang, maar bovendien is gebleken dat radicale revoluties niet leiden tot de verbetering van levensstandaarden, laat staan tot enige invloed van de burger in het parlement (de voornaamste officiële beweegreden). Het continent heeft ook het nodige te verduren gehad op revolutionair terrein de afgelopen jaren. Uit de nasleep van de Arabische Lente uit 2011 zijn al enige voorzichtige conclusies te trekken. Zo was er Egypte, waar de eerst volgende democratische verkiezingen na het afzetten van alleen heerser Mubarak leidde tot een meerderheid van de Moslimbroederpartij. Deze Moslimbroederpartij moest na de verkiezingsuitslag het politieke toneel al snel weer verlaten voor, jawel, het leger.
En dan was er nog Libië, een land in het noorden van Afrika wat geleid werd door de gruwelijke dictator Ghadaffi. Het machtsvacuüm dat daar ontstond na revolutionaire protesten (en Westerse no-fly zones) werd al snel opgevuld door op hol geslaagde klonen van Ghadaffi. Deze gewelddadige milities zaaien nog altijd dood en verderf in het land en Libië is hierdoor een mislukte staat geworden. Nu is dit heus geen pleidooi vóór obscure types als Ghadaffi, maar het toont wel degelijk aan dat bottum-up revoluties niet werken zo lang er enkel en alleen mannen met wapens achter de schermen staan om de leemtes op te vullen.
De toekomst voor de gewone Burkinees is en blijft onzeker op deze manier. Verandering hoeft niet perse te leiden tot stabiliteit, en helemaal niet binnen de termijn welke het Westen vaak voor ogen heeft. Sowieso lijken (Westerse) instituties aan de zijlijn te staan wanneer een machtsvacuüm ontstaat. Ook wanneer er belangen op het spel staan, zoals in Burkina Faso het geval is. Zowel de Fransen als de Amerikanen hebben er militaire bases. Vaak neemt de wereld genoegen met schijnconstructies als nieuwe grondwetten en een overgangsregering ten behoeve van de stabiliteit op korte termijn. Zo lang dit gebeurt is het wachten op de volgende militaire coup voor Burkina Faso.
Dit artikel verscheen eerder op StukjeDuiding.