Afgelopen week ging I am Ali in première. Een documentaire over The Greatest dient altijd op vier punten beoordeeld te worden. Heeft men het over de soenniet die hij was? Zeggen ze dat hij vreemd ging? Dat het een racist was? En hoe zat het nou met zijn laatste gevecht tegen Trevor Berbick? Als die vragen eerlijk beantwoord worden, dan is de documentaire kritisch en prima voor elkaar.
De telefoon gaat over. Een meisje neemt op en hoort aan de andere kant van de lijn haar vader. Het meisje is bezorgd. Haar vader wil voor de vierde keer wereldkampioen worden, maar is eigenlijk al gestopt met boksen. Haar vader is Muhammad Ali. En die heeft alle telefoongesprekken met zijn dochter opgenomen omdat die later historisch zouden zijn. Ze vormen nu de rode draad voor de film. Het meisje smeekt haar vader om niet tegen Trevor Berbick te boksen. Want vader is oud. Het telefoongesprek is een mooie belofte voor wat komen gaat.
Als het telefoongesprek is afgelopen wordt de kijker meegenomen terug in de tijd. Ali heet dan nog Cassius Clay en is een beginnende bokser. Een enorm talent, met een enorm grote bek. Eentje die voorspelt wanneer zijn tegenstanders neergaan. Maar terug in die tijd betekent ook het Amerika van begin jaren zestig, waar Ku Klux Klan en apartheid nog heersen. Als zwarte verwierp Clay alles wat daarmee te maken heeft, werd soenniet, en veranderde zijn slavennaam in Muhammad Ali. Het komt allemaal fraai in beeld.
Weer gaat de telefoon, en wéér hoort de kijker de aimabele vader die tegen zijn kind praat. Of de naam van moeder bekend is? Of het goed gaat op school? Kletspraat, zoals lieve vaders dat met hun kinderen doen. De film gaat verder in de tijd, als de bokser weigert om in Vietnam te vechten. Zijn wereldtitel wordt hem afgenomen en hij mag vier jaar niet boksen. We zien hem keiharde en racistische speeches geven, tegen het nog meer racistische Amerika. We zien rellen. We zien zwarten. Ali weet het zeker: I’m black, and proud.
De telefoongesprekken leiden de kijker naar één van de vrouwen die Ali had. Veel jonger dan Ali ziet ze er nog steeds betoverend uit. Haar ogen twinkelen als ze over Ali praat. De liefde die ze nog steeds voelt voor hem. Ook als ze praat over het vreemdgaan. Diep gaat ze er niet op in, en veel meer kunnen we niet verwachten.
De telefoontjes nemen de kijker mee naar het einde. De zoon van de inmiddels overleden tegenstander Joe Frazier laat kritische geluiden horen. Ali maakte zijn vader verbaal kapot. Maar die zoon zegt ook dat Ali zijn spijt huilend betuigde. Hij spreekt over Mister Ali. Het laatste gevecht komt even in beeld. Ali verliest, nadat hij als getekende man een speech geeft. Hij is geen schim meer van vroeger. En het is over.
De vier vragen zoals die in het begin werden gesteld worden allemaal beantwoord. Het geeft een kritische noot aan de film die een prima beeld schetst van het leven en werken van één van de grootste mensen die ooit leefde. Een film ook die de Ali toont als familieman.
Leefde?
Hij leeft nog steeds. Want als er dan één punt van kritiek moet zijn op I am Ali dan is het dat op het laatst het gevoel toeslaat dat The Greatest al dood is en dat men een in memoriam bekijkt. Niets is minder waar. Ali is 72 en leeft een gelukkig en teruggetrokken leven, ondanks het Syndroom van Parkinson, dat hij overhield aan de klappen op zijn hoofd.