‘Zo splijt de vluchtelingencrisis ons land’ kopte afgelopen weekeind een stuk in een Duitse krant.
“Er loopt een scheur door Duitsland. Midden in onze samenleving. En het betreft niet arm en rijk, niet mannen of vrouwen, niet oost en west. Simpel gezegd scheidt het de mensen die de huidige regering goed vinden of deze verachten”.
Wat volgt is een kort persoonlijk verhaal over de familie van de auteur, Christian Langbehn. Over de 63e verjaardag van zijn moeder. Die dag was het gezellig, er waren Kaffee und Kuchen, ze hadden het over de kinderen, vrienden, buren en ook: politiek. ‘Dat was anderhalf jaar geleden’, schrijft hij. Sindsdien worden er geen verjaardagen meer samen gevierd. Zijn ouders komen alleen nog af en toe als zijn vrouw (die graag vluchtelingen ziet komen) er niet is en dan vertelt hij ze dat ‘populisten gevaarlijk zijn’. ‘Maar wij zijn niet rechts, wij zijn teleurgesteld’, zegt zijn moeder dan. ‘Dat niemand ons iets gevraagd heeft.’ Christian ‘weet ook wel dat ze niet rechts zijn’, maar dat zijn ouders bang zijn voor de islam vindt hij niet passen bij hun ‘christelijke aard’. Zijn collega’s bleken ook soortgelijke verhalen te hebben: ‘Zodra het over de vluchtelingencrisis gaat herken ik mijn vrienden niet meer’. Alle voorbeelden in het stuk gaan eigenlijk over hoe onherkenbaar mensen zijn geworden die ‘tegen islam en vluchtelingen’ zijn. Terwijl ik het stuk las kreeg ik steeds meer twijfels over hoe idioot die mensen zich wel niet gedragen hebben.
Iemand die een zwaar auto-ongeluk overleeft, in een oorlog heeft gevochten of hopeloos verliefd is, daarvan zegt men wel eens: ik herken die persoon niet meer terug. Maar iemand ‘niet meer herkennen’ in een totaal veranderd politiek landschap waarin ‘rechts’ verdacht is en ‘links’ krampachtig lokroept naar elkaar, komt waarschijnlijk omdat de onherkenbare, vreemde vogel niet meer leeft in dezelfde wereld als de zwerm – omdat er bijvoorbeeld Iets Aan De Hand is. Een ander soort auto-ongeluk of oorlog bijvoorbeeld, die hij wel kan zien en beleeft maar de rest van zijn omgeving niet.
‘Onherkenbaar’ is helemaal nooit het woord dat ik andersom van mensen hoor. Ik krijg wel eens e-mails van lezers, ‘de onherkenbaren’ en afgelopen weekeind liep ik er zo een tegen het lijf in mijn woonplaats Berlijn. (Gek genoeg herkennen we elkaar wel heel snel). We maakten een praatje – een jonge man van begin dertig, vorig jaar getrouwd, al vier jaar aan het werk in Berlijn en blij met de stad. Later op het terras vertelde hij over zijn Nederlandse vrienden, hoe de gesprekken met hen steeds hetzelfde zijn geworden. De schuine blikken, ‘bijvoorbeeld omdat ik nu lid ben van Forum voor Democratie’. En: ‘ze vragen mijn vrouw waar ik bij zit of ik haar ook al heb gehersenspoeld’, vertelde hij. Het gevoel er helemaal uit te liggen overheerst. ‘Op mijn werk in Duitsland, zelfs in de kroeg, kan ik al helemaal niets zeggen’.
De afstand die ook ik (als tegenstander van islamisering, massa-immigratie, de slecht functionerende EU en het denken in universele, van de realiteit losgezongen termen) voel ten opzichte van slaapwandelaars en linkse fanatici heeft helemaal niets te maken met dat ik ze niet meer herken. Ik herken maar al te goed wat ik zie. Het oude, dat wat was, een combinatie van intellectuele stilstand, fanatisme, desinteresse en angst. Dat wat ik jarenlang op school zag, op tv, en waar ik zonder verder na te denken aan mee deed. Ik zie de wens bij de voor-elkaar-herkenbaren dat je gewoon weer bij hun wilt horen, zodat ze daarmee toch gelijk krijgen zonder het te hebben. Ik zie zoveel. En misschien zien zij ook meer in mij dan ik kan weten. Maar dat ‘links’ zich niet meer in ‘rechts’ herkent is niet wederzijds.