De burgemeester van Amsterdam heeft de vergunningaanvraag voor de Sinterklaasintocht voor 2013 terecht alleen getoetst aan de eisen van openbare orde en veiligheid.
Hij is niet bevoegd de vraag te beantwoorden of van de figuur van ‘Zwarte Piet’ een discriminerend effect uitgaat en daardoor een schending oplevert van het grondrecht op respect voor het privéleven en het discriminatieverbod.
Dit blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (12 november 2014), waarin zij tot een andere beslissing komt dan de rechtbank Amsterdam in juli van dit jaar.
Tegen de uitspraak van de rechtbank waren de burgemeester van Amsterdam en Stichting Pietengilde bij de Afdeling bestuursrechtspraak in hoger beroep gekomen.
De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat de bevoegdheid van de burgemeester bij het verlenen van evenementenvergunningen is beperkt tot het handhaven van de openbare orde en veiligheid.
Hiermee wordt gedoeld op het “ordelijk verloop van het gemeenschapsleven”. Het begrip openbare orde is niet zó ruim dat de burgemeester bij de handhaving daarvan ook rekening zou moeten houden met “het voorkomen van stigmatisering, ongelijke behandeling of discriminatie”.
Een ander oordeel zou betekenen dat de burgemeester, vaak zelfs vooraf, zou moeten beoordelen of bijvoorbeeld een evenement of een betoging inhoudelijk toelaatbaar is. Dat is niet in overeenstemming met het Nederlandse grondwettelijk stelsel, waaruit volgt dat de burgemeester bij de uitoefening van zijn bevoegdheden de inhoudelijke toelaatbaarheid van publieke uitingen niet mag beoordelen, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak.
Nu de burgemeester bij de verlening van de evenementenvergunning voor de Sinterklaasintocht 2013 niet mocht beoordelen of eventueel inbreuk wordt gemaakt op de grondrechten, mag de bestuursrechter die de rechtmatigheid van het besluit van de burgemeester moet toetsen, dat ook niet.
Dit betekent dat ook de Afdeling bestuursrechtspraak de vraag of de figuur van ‘Zwarte Piet’ bij de intocht van Sinterklaas een schending oplevert van het recht op respect voor het privéleven of in strijd is met het discriminatieverbod niet mag en dus niet zal beantwoorden, hoe onbevredigend dit voor partijen wellicht ook is.
De vraag of de figuur van ‘Zwarte Piet’ daadwerkelijk in strijd is met grondrechten kan niettemin aan een rechter worden voorgelegd, maar dan niet in een procedure tegen de burgemeester over de evenementenvergunning voor de Sinterklaasintocht.
Denkbaar is dat bij de burgerlijke rechter een procedure wordt gestart op grond van onrechtmatige daad tegen de organisatoren of uitvoerders van het evenement of dat aangifte wordt gedaan van veronderstelde strafbare feiten.