Extreme cinema (8): The Great Ecstasy of Robert Carmichael

09-12-2011 14:00

Elke vrijdag bespreekt Joep Smaling voor DeJaap.nl een controversiële film van een regisseur die geweld en ander expliciet realisme niet schuwt. Het is een verkenning van extreme cinema vlak voor en na de millenniumwisseling. Wat willen deze regisseurs die de scalpel hanteren en hun kijker eerder opzadelen met een gevoel van onbehagen dan een fijne filmervaring? Is het simpel effectbejag of zijn hun intenties anders van aard? Het wordt een tienluik dat begint met Funny Games (Haneke, 1997/2007)). Hierna volgen Carne/ Seul Contre Tous (Noé, 1998) The War Zone (Roth, 1999), Baise Moi (Despentes, 2000), Irreversible (Noe, 2002), Twentynine Palms (Dumont, 2003), The Great Ecstasy of Robert Carmichael (Clay, 2005), Martyrs (Laugier, 2008), Srpski Film (Spasojevic, 2010).

‘He is such a rapist,’ merkt een medestudente van Robert Carmichael op als ze hem passeert. Hij staat wat ongelukkig en sullig voor zich uit te kijken. Ze weet het nog niet, maar ze zal gelijk krijgen. Een verkrachter inderdaad, en wat voor een: hij zal ultraviolence bedrijven zoals in Kubricks befaamde A Clockwork Orange, maar dan in het kwadraat. De meest besproken film van Cannes 2006 leidde niet alleen tot de gebruikelijke verontwaardigde reacties, hecklers en weglopers, maar vooral tot tranen bij veel vrouwelijke bezoekers. En dat door toedoen van een debuut van een piepjonge regisseur. De respons is begrijpelijk. De slotscène van Thomas Clays eersteling is inderdaad bijzonder heftig. Wat bezielt een twintiger de argeloze bezoeker zo’n tafereel voor te schotelen?

Vervoering
Robert Carmichael is zoals hij eruit ziet: een ongelukkige sul. Zijn sociale isolement in het troosteloze Engelse kuststadje Newhaven wordt alleen doorbroken door gezelschap van twee jongens op het spreekwoordelijke verkeerde pad: een voortijdig schoolverlater en een ander die op het punt staat zijn leven te vergooien. Maar echte vrienden zijn ze niet. Ze bestrijden de verveling met Robert en dat hij meebetaalt aan hun drugsvoorraad is ook wel handig. Toch is er het klassenverschil. Robert is een nog redelijk onbedorven jongen uit de hogere middenklasse, terwijl zijzelf behoren tot de onderklasse, en geen enkel vooruitzicht hebben. Toch heeft Robert geen profijt van zijn sociale positie. Hij is leeg van binnen, om niet te zeggen dood. En dat hij een zeer begaafd cellospeler is doet hem dan ook niets. Het enige moment dat we hem in vervoering zien, voor de slotscène, is als hij zich masturbeert op de 120 dagen van Sodom van De Sade. Een veeg teken, uiteraard.

Juxtapositie
Arm versus rijk, oorlog en vrede, het schone en het lelijke: Clays film staat in het teken van de tegenstellingen die hij met elkaar weet te verenigen. Het verhaal speelt zich af aan de vooravond van de tweede invasie in Irak. Alle hoofdrolspelers zijn op de hoogte, daar het nieuws regelmatig voorbijkomt op de televisie. Maar leven zij wel in vredestijd? Robert blijft, stijf van de ecstasy, naar het nieuws kijken terwijl zijn leeftijdgenoten bezig zijn met een groepsverkrachting. Een van zijn lotgenoten, een verbitterde, werkeloze arbeider, haat de rijken, evenals diens vader die zijn hekel niet onder stoelen of banken steekt. Naast de verpauperde wijken van Newhaven prijkt het enorme huis van een zeer succesvolle tv-kok en zijn vrouw. Het zijn kortom geen vrolijke tijden, de strijd woedt onder de oppervlakte, en het heeft er alle schijn van dat Robert dat langzaamaan beseft. En als hij dan toch al niets voelt, en de omstandigheden het lijken te legitimeren, heeft hij maar een klein zetje nodig om zich over te geven aan zijn Grote Extase.

Strijd
The Great Ecstasy of Robert Carmichael is meer dan de tot nog toe besproken films maatschappijkritisch. Waar sommige regisseurs de condition humaine verbeelden, valt Clay voornamelijk de samenleving aan. Niet voor niets komt er een les voorbij waarin een docent bespreekt hoe de media hun verslaggeving framen en dus een subjectief verhaal vertellen. Ironisch genoeg worden beelden van de meest gruwelijke scène versneden met filmmateriaal van Churchill die een vredesteken maakt. De stelling is duidelijk: we leven in een maatschappij van strijd, en strijd haalt het slechtste in de mensen naar boven. Dat veel media en politici die strijd rechtvaardigen doet daar niets aan af. Dat wordt gedaan alsof die niet binnen de landsgrenzen plaatsheeft ook niet.

De film roept zinnige vragen op. Het gebruik van korte scènes om tegenstellingen te verduidelijken leidt er helaas toe dat de film moet inboeten aan vaart en zeggingskracht; het is meer een ideologisch construct dan een meeslepend drama. Bovendien is het voor Clay te hopen dat zijn publiek nog wil nadenken na afloop. Het risico dat ze dat achterwege laten, overmand door walging, is groot.