Binnenland

‘Risico op recidive zedendelinquent wordt niet goed ingeschat’

22-10-2017 17:57

Het risico dat een zedendelinquent opnieuw in de fout gaat, wordt niet goed ingeschat. Daardoor sluit de behandeling niet voldoende aan. Tot die conclusie komt de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, Corinne Dettmeijer, in een rapport dat zondag is gepubliceerd.

Volgens Dettmeijer is er in het buitenland een goede methode beschikbaar om de kans op recidive te beoordelen. Die wordt onder meer gebruikt in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Een groot voordeel van deze methode is dat de verdachte niet hoeft mee te werken, terwijl toch een betrouwbare inschatting wordt gemaakt van het potentiële gevaar dat de verdachte zou kunnen vormen. Daardoor is vaker een rechterlijke uitspraak mogelijk.

Omdat in Nederland niet de juiste methode voor inschatten van recidive-risico wordt gebruikt, is ook niet goed te zeggen wat de juiste behandeling zou moeten zijn en is er kans op over- of onderbehandeling, aldus Dettmeijer. Een zedenpleger die te weinig behandeling heeft gekregen zou dan in herhaling kunnen vallen, terwijl dat te voorkomen was geweest. Omgekeerd leidt te veel behandeling voor iemand met een laag recidive-risico ook tot een verhoogde kans op herhaling.

,,Niemand wil dat zedendelinquenten opnieuw slachtoffers maken. En toch gebruiken we in Nederland nu niet alles wat beschikbaar is om die kans zo klein mogelijk te maken”, zegt Dettmeijer. De door haar aanbevolen methode bestaat uit een wetenschappelijk onderbouwde vragenlijst. Gedragsdeskundigen beantwoorden de vragen over gedrag, achtergrond en persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Een woordvoerder van het ministerie van Veiligheid en Justitie ziet in het rapport ,,interessante aanknopingspunten voor beleid. Het voorspellen van menselijk gedrag is razend ingewikkeld dus elke bijdrage daaraan is welkom.” Een verdere reactie is aan het nieuwe kabinet, zegt hij.

Het rapport van Dettmeijer komt op een moment dat er veel kritische vragen worden gesteld over de behandeling van Michael P., de man die wordt verdacht van betrokkenheid bij de dood van Anne Faber. Hij had veel vrijheid in de kliniek waar hij zich voorbereidde op terugkeer in de samenleving. P. zat een celstraf uit voor de gewelddadige verkrachting van twee jonge meisjes. Hij kreeg destijds geen tbs opgelegd omdat hij weigerde zich te laten onderzoeken.

Anp