Tussen kunst en troep: de Exploitatiefilm (I)

19-12-2011 21:00

Wat hebben kannibalen, rottende zombies, gemaskerde psychopaten, geile nonnen, nog geilere SS-dames, gemuteerde monsters, negroïde vampiers en andere rariteiten met elkaar gemeen? Juist, zij figureren in de onderbuik van de cinema, waar zij de exploitatiefilm bevolken.  Exploitatiefilms zijn vaak wars van artistieke en maatschappelijke pretenties en worden door de meesten beschouwd als filmische rotzooi. Niet geheel onterecht overigens. Dit soort films zijn niet gemaakt om een verheven boodschap de wereld in te sturen of om de esthetische sensibiliteit van de gemiddelde kijker te prikkelen. Ze zijn gemaakt om geld te verdienen met een input (lees: budget) die nog lager is dan de output (lees: opbrengst).

De exploitatiefilm beslaat een scala aan (sub)genres. Het filmtype ontstond ergens in de jaren zestig toen de censuur haar greep op de filmwereld enigszins losliet en er meer geoorloofd was. In de jaren zeventig waren er in de VS veel bioscopen die zich specialiseerden in goedkope sensatiefilms, soms van Amerikaanse origine, soms geïmporteerd uit Europa.  Deze Grindhouse-bioscopen trokken een hongerig publiek, op zoek naar taboedoorbrekende sensatie. In de jaren tachtig werd de Grindhouse-bioscoop min of meer verdrongen door homevideo. Goedkope B-films werden niet meer in de bioscoop uitgebracht, maar direct op VHS gekwakt. In het nieuwe millennium is daar de Direct-to-DVD film voor in de plaats gekomen. Same difference.

Hoe?
Om een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren pasten exploitatieproducenten allerhande tactieken toe. Een beproefde methode om hun films aan de man te brengen was het inhaken op commerciële successen uit Hollywood. Na Jaws verschenen er zowel in Amerika als Europa een keur aan meer of minder opzichtige kopieën die een slaatje probeerden te slaan uit het succes van het grote voorbeeld.

Deze derivaten bevatten bijvoorbeeld net iets meer bloot en bloederig geweld om het gebrek aan originaliteit en kwaliteit te compenseren.  En dan komen we op een andere bekende methode om de films succesvol in de markt te zetten: het bevredigen van de ongebreidelde sensatiezucht van een deel van het bioscooppubliek. Vaak werd ingehaakt op bekende nieuwsfeiten of andere zaken die tot de publieke verbeelding spraken.  Exploitatiefilms hebben soms thema’s die te controversieel zijn voor de gemiddelde Hollywoodfilm en gaan qua shockvalue dan ook vaak een stapje verder.

Wat?
Exploitatiefilms zijn veelal smakeloos en schaamteloos, soms slaapverwekkend saai en vaak ronduit slecht. Ondanks of juist door deze eigenschappen hebben ze een bepaalde charme die de Hollywoodfilm ontbeert. Het amateurisme is soms aandoenlijk en het enthousiasme waarmee sommige exploitatiefilms zijn geproduceerd werkt aanstekelijk. Daarbij zijn ze vaak grensverleggend en taboedoorbrekend.

Tussen de hoge bergen troep bevinden zich ook werkjes die zowel door het publiek als critici als bonafide speelfilm worden beschouwd. Sowieso bestaan er grote kwaliteitsverschillen tussen exploitatiefilms. Veel Europese varianten zijn ondanks de beperkingen vakkundig gemaakt en geven blijk van het talent van de filmmakers. Sommige films bevinden zich zelfs op het snijvlak van filmhuis en trashfilm.

Tarantino
Door de opkomst van internet en de DVD (en later blu-ray) heeft de exploitatiefilm een heuse revival doorgemaakt. Voorheen obscure films, die slechts in verminkte VHS bootlegs beschikbaar waren, zijn makkelijk te verkrijgen, vaak in mooi opgepoetste speciale edities met relevant bonusmateriaal. Moderne filmmakers als Quentin Tarantino en Tim Burton zijn beïnvloed door en liefhebber van de  exploitatiefilms, met name de Europese varianten.  Tarantino bracht hoogstpersoonlijk een aantal Italiaanse genreklassiekers als The Beyond (Lucio Fulci, 1981) en Deep Red (Dario Argento, 1975) opnieuw in de Amerikaanse bioscopen, om de relevantie van deze films te onderstrepen.

In de komende serie artikelen zullen een aantal stromingen en bekende (en onbekende) exploitatiefilms besproken worden, om het kaf een beetje van het koren te scheiden en de lezer een eerste indruk te geven van dit boeiende fenomeen.

Tom Scheers is historicus, maar dat verklaart nog niet waarom hij zich bezighoudt met culturele randverschijnselen als instrumentale death metal-jazz-fusion crossovers of zachtplastieken zombies.