Of het nu gaat om een Marokkaanse WK-kwalificatie, in Nederland gefaciliteerde Turkse verkiezingsfeesten, of een uit de hand gelopen muzikaal ‘middagje met de fans’, bijkans elke gelegenheid vormt aanleiding om een groot feest van grootstedelijk onbehagen te ontbranden in de straten van Noordwest-Europa.
Schuchtere, schijnbaar overstelpte politieagenten worden belaagd door prinsjes uit de parelkist van 20- en 21ste eeuwse immigratiepolitiek die nu de gelegenheid te baat nemen om hun onbehagen te botvieren op politiemensen, cameramensen en toevallige passanten. Kers op de vandalistische taart was natuurlijk de losgeslagen massa onbevoogde kansparels verantwoordelijk voor welgeteld 22 gewonde dienders in de straten van Brussel.
De reacties na afloop laten zich raden. Burgervaders zijn ‘verbaasd’, politiewoordvoerders geven aan ‘geschrokken’ te zijn van het geweld, en gemeenteraden schudden massaal het hoofd. Men zou er echter goed aan doen wat minder te schrikken en verbaasd te zijn, en wat meer het eigen mandaat op te eisen bij dit soort openlijke schendingen van de openbare orde.
Ik voor mij verbaas me vooral over de verbazing; als men al schrikt, dan zal de schrik hen om het hart slaan wanneer er geen aanleidingen meer nodig zijn om de boel af te breken. Op gewonnen (of verloren) kwalificatiewedstrijden kun je je nog voorbereiden, verkiezingsuitslagen zijn nog te voorzien, maar wat doe je als de geweldsplegers niet eens een aanleiding aanwenden om de pleinen te bestormen?
Zoals te doen gebruikelijk worden dergelijke massale ontladingen van gelegenheidsdiabetes als markante uitzonderingen in behandeling genomen, als betreurenswaardige aberraties die men op eigen merites analyseren kan- waar stond eenheid A, waarom greep eenheid B niet in etc- tot besluit waarvan braaf ‘lering’ wordt getrokken en men gevoeglijk overgaat tot de orde van de dag. God verhoede dat het onbehagen nog onbehaaglijker wordt door een al te voortvarend politieoptreden is de gedachte, maar je kunt je voorstellen dat de moed in de schoenen van de bewapende diender op slagveld Europa zinkt wanneer hij zijn knuppel op last van zijn meerdere niet in de nek der geweldplegers mag parkeren.
De enige relevante vraag is natuurlijk waarom het de straatvandalen is toegestaan om betrekkelijk ongehinderd de openbare orde te schenden zonder represaille. Waarom het geweldsmonopolie- dat immers berust of zou moeten berusten bij de wetshandhavers van dienst- ineens niet meer van toepassing zou zijn. De vraag met andere woorden is waarom er niet gehandhaafd mag worden, en waarom de brave dienders erbij staan te kijken alsof ze water zien branden, zichzelf vertwijfeld afvragend of ze nu naar lucifers moeten grijpen of de brandslang. Allemaal vragen die in de obligate ‘evaluaties’ volstrekt onbeantwoord blijven.
Het zijn dan ook niet zozeer de ‘incidenten’ zelf die mij zorgen baren, als wel de berustende gelatenheid waarmee deze door het openbaar bestuur worden ontvangen, want je kunt zeggen van het reltuig wat je wil, maar een neus voor zwakte en geëtaleerde onmacht kan ze niet worden ontzegd.
En dan nog iets. Laat men institutioneel de schouders hangen, dan schept men effectief de voedingsbodem voor paupers van het Pegida-soort om dan maar de wapens op te nemen, want hoewel Pegida toch wel een beetje de Aldi van Alt-right is, de Action van argumentarme reactionairen, de Wibra onder de volksbewegingen, zijn dit soort volksbewegingen bovenal de vrucht van decennialange verwaarlozing van redelijke zorgen geuit door redelijke mensen over de haalbaarheid van een gematigde Noord-Afrikaans conglomeraat in Noordwest-Europa. Pegida is wat je krijgt als je de keel van een gezond maatschappelijk debat afknijpt uit naam van een rozebrildragend soort maakbaarheidswensdenken dat weigert ruimte te laten voor onwelgevallige opinie.
Afijn, niets nieuws onder de zon, maar je kunt je voorstellen dat het op de lange termijn niet anders kán uitpakken dan wrevelopwekkend, bij zowel burgers als dienders: burgers die de aanblik van zoveel onbestrafte wetteloosheid in het straatbeeld moeten verdragen, en dienders die moeten toezien hoe hun dienstauto’s worden vertrapt door de bebontkraagde vruchten van decennialang wegkijken. Evenmin nieuw is de ‘de-escalatie’-reflex aan de kant van het openbaar bestuur.
Bij dit alles past geen verbazing, schrik of ontsteltenis. Verbazing zonder gevolg is zelfs ronduit gevaarlijk- Russische roulette met het maatschappelijk welzijn- want je kunt evalueren tot je een ons weegt, maar als de kwalijke consequenties voor de veiligheid niet worden onderkend, doe dan maar alvast een bestelling voor een nieuwe partij politievoertuigen, want je kunt er donder op zeggen dat het ontbreken van een adequaat antwoord alleen maar olie op het vuur van het onbehagen werpt, met alle gevaarlijke gevolgen van dien voor de openbare orde.