Kunst

Recensie: Face to face van Jared Taylor

02-01-2018 19:45

December 2017 werd de maand waarin weer eens duidelijk werd dat het aangaan van een informeel gesprek met iemand die niet tot de politieke elite behoort kan leiden tot het nieuwswaardige verkrijgen van de status ‘suspect by association’ .

Ik had nog nooit van Jared Taylor gehoord en dus was mijn interesse gewerkt: wie is deze man en hoe gevaarlijk zijn Taylors denkbeelden dan? Struinen in het Nederlandse landschap leverde niet veel meer op dan veelvuldige herhaling van de term ‘extreem rechts’. Ik vond één interview bij de NPO waar werd uitgelegd dat de heer Taylor voor rassenscheiding is en dat hij gesproken heeft voor Erkenbrand, een Nederlandse (extreem-) rechtse beweging.

Digest in vogelvlucht

Inhoudelijk valt me hetzelfde op als in de discussie over Gloria Wekker: er slingeren veel meningen en standpunten door het debat maar feitelijke besprekingen van het werk lijken niet-bestaand in het publieke domein. Ik ben van mening dat uitgangspunten van zowel Wekker als Taylor ingang moeten vinden binnen het maatschappelijke debat, maar dat kennisname van de inhoud daar onderdeel van moet zijn. Het debat is er wel, maar een ‘digest’ in vogelvlucht van de denkbeelden van Taylor en Wekker is ver te zoeken.

Volgens Wekker is elke blanke (‘witte’) een racist. Volgens Taylor zou het goed zijn als rassen zich geografisch scheiden. Dat was het zo’n beetje. Maar nergens kwam ik tegen hoe ze tot deze conclusies zijn gekomen. Ik vraag me dan ook af hoeveel mensen daadwerkelijk een kritische lezing hebben gedaan van het werk van beide en heb besloten de boeken zelf tot mij te nemen.

Veertien epistels

Net toen ik het boek Witte Onschuld van Wekker uit had verscheen een analyse van het werk, waar ik mij overigens vol overgave achter schaar en waarvan ik het vurige en vaardige karakter van de ontleding tot norm zou willen verheffen. Daarmee is één van de twee uiteinden van het spectrum aan lezing onderworpen, uiteinden die Bart Nijman overigens heel mooi in de metaforische vorm smeedde van twee uiteinden van hetzelfde extremistische hoefijzer.

Ik besloot ook een aantal boeken van Taylor te lezen. De twee boeken die ik koos zijn Face to face with race (2014) en If we do nothing (2017). Ik wil ze bespreken in een tweeluik, vandaag te beginnen met Face to face with race.

Face to face with race bevat veertien epistels van elk een andere auteur. De artikelen zijn een selectie van door de jaren heen eerder verschenen artikelen in American Renaissance. Elk van de auteurs beschrijft vanuit zijn of haar persoonlijke optiek ervaringen met ras in Noord-Amerika. Mijn persoonlijke ervaring os dat het een wat ongemakkelijk gevoel geeft om zo vaak de woorden ‘blacks‘ en ‘they‘ gebruikt te zien worden. Dat is wennen maar men komt al gauw tot een ‘suspension of reference‘.

Geen rednecks

Leestechnisch is het vermeldenswaardig dat de verhalen technisch goed geschreven zijn en daardoor vlot lezen. Als de insteek niet was om non-fictie aan het voetlicht te brengen zouden de verhalen lezen als literatuur en niet als één van de twee mogelijkheden die ik verwachtte: aan de ene kant is het geen intellectuele moeilijkdoenerij waarvoor de lezer grote voorkennis nodig heeft en aan de andere kant heeft het ook geen ongelaagdheid die tot onmiddellijke desinteresse, wegleggen en diskwalificatie uitnodigt. Het sleept makkelijk mee.

Ik had verwacht dat de achtergrond van de schrijvers van de artikelen zou liggen in de populatie ‘rednecks‘, wat zich zou manifesteren in veel kort-door-de-bocht geuite algemeenheden. Die indruk heb ik eerlijk gezegd niet meer.

All men are equal

Neem de dame uit het eerste verhaal: sociologe Tracey Abel. Zij beschrijft aanvankelijk hoe ze opgegroeid is met het inzicht dat alle mensen gelijk zijn (‘all men are equal‘), dat mensen niet aan de hand van hun huidskleur dienen te worden beoordeeld en dat er een historische schuld ligt bij het blanke deel van de bevolking voor het lot van het zwarte deel. Ze besluit haar privilege, de verworvenheden die het leven haar geboden heeft in de vorm van een goeie opleiding, dan ook te gebruiken om bij te dragen de schuld van haar voorouders af te lossen. Ze gaat daarom werken in een opvangcentrum voor slachtoffers van huiselijk geweld op Staten Island, New York.

Het verhaal dat volgt is meeslepend en laat zich tekenen door onderstaand wat willekeurig gekozen citaat:

 

“I would wash their diarrhea-sodden bodies and clean their filthy apartments. I would rock crying, fever-stricken children to sleep while the mothers were out buying malt liquor and cigarettes with their WIC money (Women, Infants, and Children—a food-payments program for poor women with children up to age five), getting ready for a date with whatever ghetto gigolo they were courting that week. The mothers called me ‘cracka ass’ and ‘white bitch’ while I labored on their behalf.”

 

‘Racisme’

Niet alleen leert Tracey dat de zwarte dames, die natuurlijk aan de onderkant van de maatschappij bungelen, geen goed georganiseerde moeders zijn die heel gebalanceerd alle mentale ruimte hebben om hun aandacht ten volste te richten op hun kroost, maar ook dat de organisatie waarin zij verkeert een soort sekte is waarin het ten strengste verboden is om enige uiting te doen die mogelijk opgevat zou kunnen worden als racistisch:

 

“Wearing a T-shirt with my college name on it, for example, was considered offensive. All standards of decorum and professionalism were considered ‘white.'”

 

Het verhaal zet de toon voor andere, soortgelijke, verhalen in het boek. Een ambtenaar op een gemeentekantoor waar vooral zwarte medewerkers werken (in de eerste alinea’s de frase “I thought all we needed to fix the race problem were free markets and ‘better values.’“). Een metroconducteur die moet rennen voor zijn leven. Mannen die de stalen geraamtes van wolkenkrabbers bouwen. Een brandweerman. Een leraar op een middelbare school. Een legerveteraan. Twee aparte verhalen van gevangenen (blijkbaar werkt het rassenverschil door tot in alle krochten van de samenleving). Twee advocaten. Een man die zich niet meer thuis voelt in zijn oude woonplaats. Een man uit New Orleans tijdens de allesverwoestende orkaan Katrina in 2005. En uiteindelijk een man uit Zuid Afrika die de rassendynamiek in de nasleep van de beëindiging van het apartheidsregime beschrijft, het enige relaas dat niet in de VS speelt.

Cherrypicking

Het lezen van sommige verhalen laat zich vergelijken met het tot zich nemen van Céline, Hemingway en Bukowski (zonder de drank en de vrouwen maar wel met een ruw beschreven werkelijkheden en vooral heel veel kleurrijke figuren zoals in de boeken Postoffice en Factotum). Ondanks de zware ondertoon (uiteindelijk gaat het over daadwerkelijke mensen) moet de lezer zichzelf bij tijd en wijle berispen om het ongepaste schuddebuiken. Uit ongemak, maar ook omdat sommige situaties vaardig zijn geschreven. Er zit zeer, zeer veel drama in het werk. Het zijn verhalen van pijn, verdriet en op leven en dood. Feitelijk heeft een groot deel van het boek een karikaturaal karakter zonder dat de Europese lezer kan inschatten waar de realiteit zit, waar de overdrijvingen en waar de fictie.

De schrijvers presenteren hun verhalen natuurlijk als waarheidsgetrouw. Ik wil mij in deze bespreking niet wagen aan analyses en inschattingen hierover. Het zijn immers persoonlijke verhalen met slechts hier en daar referenties naar verifieerbare feiten. Met name de veteraan verwijst een enkele keer naar literatuur en documenten van anderen bij het beschrijven van zijn perceptie van de rol van zwarte medemensen in het leger. Daarnaast is, al zijn de verhalen waarheidsgetrouw, niet duidelijk in hoeverre het cherrypicked verslagen zijn. Het zijn immers veertien verhalen die in de loop van enkele decennia zijn gepubliceerd. Het is dan voorstelbaar dat de meest veelsprekende gevallen er uit gepikt worden. En tenslotte zijn de verhalen natuurlijk geschreven met een zekere insteek die uitsluit dat de schrijver ook op zoek gaat naar een zwarte middenklasse die wél functioneert. Het is een beetje als de bevolkingsgezondheid meten in de dokterskamer: het mist representativiteit, het is grabbelen in de ton van ongenoegen, waardoor het op basis van inhoud alleen niet ingeschat kan worden hoe representatief deze is voor de staat van de werkelijkheid.

Aziaten

Het boek laat zich samenvatten door het herhaald voorkomen van de volgende elementen: er zijn volgens het boek verschillen tussen mensen van verschillende huidskleur die zich klaarblijkelijk niet laten verklaren of opheffen door culturele invloeden of educatie; karakteristieken van zwarte mensen brengen volgens het boek met zich mee dat deze niet makkelijk gelijkwaardig kunnen functioneren binnen een maatschappij die door blanke mensen is gemaakt en daar ook op is toegespitst. Dit zou voortkomen uit het verminderd vermogen zich te bewegen op de blanke manier: op tijd komen, vooruit denken, dingen doordenken (“‘I don’t know. It just sounded good.’ This is the answer I got from a mother who named her child Latrine.”), georganiseerd werken, werken in groepsverband. Overigens worden naast zwarte mensen ook vaak hispanics als derde groep genoemd, die een soort middenpositie innemen. Verrassend genoeg wordt overigens terloops genoemd dat het Aziatische ‘ras’ op sommige vlakker beter functioneert dan het witte. Dit is verbazingwekkend omdat de vermeende white supremacist zijn ras hiermee ‘onder’ het Aziatische ras plaatst.

Het element van positieve discriminatie en racial policy heeft, zo lijkt de conclusie van het boek te zijn, tot gevolg dat zwarte mensen onterecht en ondergekwalificeerd op functionele posten terecht komen en dat er een vermenging van huiskleur plaatsvindt die niet zou plaatsvinden als er geen policy zou zijn. Witte mensen zouden hun kind liever naar een witte school sturen. Zwarte mensen sturen klaarblijkelijk ook hun kind liever naar een witte school, totdat die school te ‘zwart’ wordt. Van alle witte mensen die graag tot een multiculturele samenleving komen is er zelden één die dan ook maar echt in een zwarte buurt gaat wonen.

Bespreken in de media

Er valt aan een persoonlijke verhalen niet veel te fileren. Om die reden heb ik gekozen voor een tweeluik en wil ik in een volgend artikel If we do nothing bespreken. Dat boek bevat meer inhoudelijke beschouwingen waarmee men zich beter kan verhouden door stelling te nemen vóór of tégen en hopelijk door aan waarheidsvinding te doen.

Toch vind ik Face to face een belangrijk werk. Als één ding mij duidelijk geworden is, is het dat de alt-right beweging niet van voorbijgaande aard is. De beweging bloeit, groeit en spreekt zich uit. Voor iedereen die vóór maar vooral ook die tégen raspolitiek is, is het van belang kennis te nemen van het inhoudelijke speelveld.

Ik acht het dan ook noodzakelijk om anderen uit te nodigen om dit werk te lezen en zou het graag besproken zien in media als NRC of Volkskrant. Vandaar ook dat ik drie exemplaren beschikbaar stel voor wie zich meldt om het boek te lezen en er elders zijn zegje over te doen. Hup, NRC-columnist, wat let u?

 

 
Helaas: deze aanbieding is verlopen, maar probeer deze boeken eens