Ophef! De heer Boef (artiestennaam van Sofiane Boussaadia) heeft een uitspraak gedaan waarvan niemand ooit dacht dat hij die zou doen. Niemand, behalve dan mensen met ogen in hun hoofd en meer dan één hersencel in hun cerebrum.
‘Welke filosofische uitspraak ter verheffing van het volk heeft de heer Boef dan gedaan, dat er zoveel ophef over is ontstaan?’, zullen velen aanvankelijk gedacht hebben. Wel, deze: “Jonge vrouwen in discotheken zijn kechs” (wat blijkbaar ‘hoeren’ betekent.) Meneer Boef had een lift gekregen van drie ‘kechs’, nadat meneer Boef was uitgegaan. Het verhaal is u intussen bekend.
Niemand, maar dan ook niemand had ooit durven denken dat een Noord-Afrikaan die de mohameddaanse leer genegen is, zo’n uitspraak zou kunnen doen. Niemand, behalve dan mensen met ogen in hun hoofd en meer dan één hersencel in hun cerebrum.
Hoe komt het dat zaken die een beetje boer met gezond verstand al vier decennia geleden had kunnen voorspellen, nu zo’n deining veroorzaken? Hieronder onderneem ik een bescheiden poging om de oorsprong van het cerebraal deficit van de westerse goedmens te achterhalen.
Alles is commerce, alles is verkoopbaar. In een wereld waarin waarheden verdacht zijn en vulgariteit tot norm verheven, maakt het niet uit wat je talenten of verdiensten zijn. Televisieprogramma’s, muziek, literatuur: al jarenlang grossiert de populaire cultuur in onbegrensd nihilisme. Nobodies worden plots televisiesterren. Keesje, Teunis en Jan Schram, die voorheen blokmakers of ketellappers waren, verschijnen plotseling non-stop op het televisiescherm en Dirk Van Diemerdam, die voorheen in zijn badkuip zat te zingen, wordt als bij toverslag bekend (voor de volgende 15 minuten).
De ‘iedereen heeft talent-trend werd enkele decennia geleden ingezet. Secularisering en individualisering maakten dat de uniciteit van het individu in de tweede helft van de twintigste eeuw meer en meer in de verf werd gezet. Overheden, bedrijven en de aanjagers van de populaire cultuur (platenmaatschappijen, productiehuizen) omarmden de nieuwe realiteit en sloegen er al gauw een slaatje uit.
Naarmate de millenniumwissel dichterbij kwam, nam het toekomstgeloof hand over hand toe. The sky was the limit en alle mensen maakbaar.
In de film Dangerous Minds (1995) konden we zien hoe een klas vol tuig door een gepassioneerde leerkracht in een klas vol talenten werd omgetoverd. De ‘tuig heeft ook talent’-insteek bleek lucratief, werd per dozijn verpatst aan de bevolking, en aangevuld met reality shows waarin allerlei minkunkels door een joelende menigte naar 15-minutenroem werden gestuwd.
Het cynisch etaleren van non-talent als zijnde talent schoot volledig door met de opkomst van Big Brother en diens afkooksels, een tendens die nu bijna twintig jaar geleden in gang werd gezet.
Als zuipen, neuken en vechten talenten zijn, dan is inderdaad zowat 90% van de bevolking getalenteerd. Zoveel onontdekt talent schreeuwt om bevlogen en altruïstische programmamakers, die al die potentiële sterren ‘in the picture’ kunnen zetten.
‘Iedereen heeft talent’ (in Vlaanderen bevatte het lijflied van de allereerste Big Brother volgende zinsneden: “Leef met je eigen talent, iedereen is mooi, en je bent wie je bent”) werd de lijfspreuk van een nieuwe generatie. Of je nu met twee linkerhanden, hersenloos of als volbloed psychopaat geboren was: je had/hebt talenten! Twijfel daar nooit aan!
Wel, sta mij toe. Echt talent is uniek, en dus schaars. Mensen grootbrengen in de veronderstelling dat ze over tal van talenten beschikken, is mensen een oor aannaaien. Toch is net dat wat er plaatsvindt. De ‘iedereen heeft talent’-show wordt rigoureus voortgezet. De filmwereld, de onderwijswereld, enzovoort, verkopen nu al jaren aan een stuk het sprookje “dat je kan worden wat je wilt, als je er maar in gelooft.” Alsof ‘erin geloven’ volstaat om van een met een IQ van 40 geboren drommel een quantumwetenschapper te maken, of van een Softenonbaby een vijfkamper.
Maar laat dat soort stoute bedenkingen vooral de pret niet drukken. Veel belangrijker is uiteraard om het ‘goed gevoel’ er bij de mensen in te pompen. En dat lukt ook voor een groot deel. Want bij het zien en horen van al deze beroemdheden-zonder-echte-gaven, zullen tal van kijkers en luisteraars een gevoel van herkenning ervaren. De dagdagelijkse middelmatigeid van de tijdelijke sterren misinterpreteren ze als ‘talent’, daarmee meteen ook hun eigen middelmatigheid als ‘uniek’ beschouwend. ‘Zingen onder de douche’ is synoniem geworden voor ‘zingen als Pavarotti’. Productiehuizen van talentenjachten wrijven zich in de handen bij zoveel dwaasheid.
Een ganse markt heeft zich toegelegd op het verkopen van de ‘iedereen heeft talent’-droom. Voornamelijk jonge zieltjes worden klaargestoomd om hun van elke kritische zin gespeende persoonlijkheden ten dienste te stellen van de ‘iedereen heeft talent’-molog, beter bekend als het amalgaam van reclamewereld-maffiosi, televisieproductiehuizen en alle andere consortia-die-beter-worden-van-het-botvieren-van-hun-cynisme-op-goedgelovige-zielen.
In de psychologie spreekt men van ‘priming‘, wat inhoudt dat informatie (op jonge leeftijd) in het lange termijngeheugen wordt opgenomen. Op latere leeftijd zal iemand dat soort informatie (en dus alles wat er min of meer op trekt) meteen herkennen. ‘Kinderfuiven’ primen later uitgaansgedrag, ‘policorpraat’ primet later stemgedrag en optredens van ‘eendagsvliegen-zonder-talent-maar-mét-een-strafblad-op-het-aan-kinderen-opgedrongen-kinderfestival-aan-het-einde-van-het-schooljaar’, primen later festivalbezoek. En bovenal: al dit ge-prime stimuleert jongeren om vooral tijdelijk hedonisme en het niet-herkennen van echte schoonheid na te streven en alles en iedereen die zich daartegen verzet verdacht te vinden.
Er zijn legio voorbeelden van animatiefilms die niet meer of minder beogen dan het klaarstomen van jongeren voor de wereldmarkt-van-talentloosheid. Schabouwelijke prenten zoals Sing (2016) dwepen met het stereotype van de talentrijke nobody. Organisatoren van talentenjachten worden in Sing schaamteloos geportretteerd als gepassioneerde filantropen die de ‘world a better place’ willen maken.
In de onlangs verschenen animatieprent Ballerina (2017) – de anachronismen in deze prent laten je cerebrum het kookpunt bereiken, maar dat terzijde, want welke jongere interesseert het een mallemoer hoe het er eind 19de eeuw in Parijs écht uitzag – wordt een danseres van het zevende knoopsgat (Félicie) opgevoerd. De jongedame verbrodt zowat alles, liegt en bedriegt erop los en krijgt kans na kans ‘om zichzelf te bewijzen’. Uiteindelijk slaagt ze in haar opzet en wordt een gerenommeerd danseres. De boodschap?: ‘Jaag je dromen genoeg na en ze zullen uitkomen!’ Een betere raadgeving richting psychiatrische opname is er niet.
Naast de celebrity-nobody is ook de celebrity-gangster gestegen op de populariteitsladder. Aangezien niks er nog toe doet, talent geen betekenis meer heeft en écht talent verdacht, doen ook (ex-) gangsters een gooi naar de roem. En met succes!
In België is zonet de film Tueurs verschenen, een prent die losjes gebaseerd is op de fratsen van de Bende van Nijvel. De regisseur is niemand minder dan F. Troukens, een ex-gangster die in 2001 een Luikse agent richting levenslange handicap schoot tijdens een overval. Van de 125.000 euro schadevergoeding die Troukens de agent schuldig is, werd welgeteld 830 euro uitbetaald (Bron: Het Nieuwsblad). De Luikse agent met een levenslange handicap is een van de vele slachtoffers die de nu gevierde regisseur/gangster op zijn conto heeft staan.
Aansluitend bij ‘Troukensgate’, kunnen ook de straattuig-strapatsen van zekere Ismail Ilgun worden vermeld. Door gehaaide en uit opportunisme opgetrokken managers van ‘young potentials’, werd het schorriemorrie dat Ilgun is, gemasseerd richting bekendheid. Zich geen reet aantrekkend van de impact die hun principeloosheid kan hebben op beïnvloedbare jongeren, denken deze begrafenisondernemers van de westerse wereld enkel aan hun eigen portemonnee. Et après nous, le déluge!
En natuurlijk is er de heer Boef, waarmee ik dit epos begonnen ben. Deze musicus, die probleemloos aan het rijtje van Bach en Beethoven kan toegevoegd worden (Bach-Beethoven-Boef: klinkt goed, toch?), was in een vorig leven misdadiger…
Dat er allang geen scheidslijn meer is tussen goed en kwaad heeft met verschillende zaken te maken: postmodernisme, (cultureel) relativisme, oorlog = vrede, 1+1=3 en wat Jonathan Pageau zegt. Criminelen, gangsters en straattuig zijn plotsklaps aan de top van de voedselpiramide komen te staan.
De valse verontwaardiging van de msm, naar aanleiding van de uitspraak van Boef, is dan ook niets anders dan hypocrisie. Radiozenders weigeren ineens om de ‘liedjes’ van Boef nog te draaien. Nochtans staan diezelfde radiozenders er al jarenlang garant voor om totaal principeloos mee te surfen op de golven van de dagelijkse waan. Idiote rappers worden al sinds jaren opgevoerd als decente lui, die diepgaande poëzie aan de man brengen.
Mensen met een cerebrum voorzien van cellen zien en horen al jaren hoe diezelfde rappers straattaal door de ether spuien die door radio- en televisiestations voorgesteld wordt als waren het gedichten van Keats. Hoe het hardcore seksisme, de vaak stevige portie homohaat en de verheerlijking van geweld die rapteksten eigen zijn, gerijmd kunnen worden met de antiseksistische, andersgeaarden-vriendelijke en pacifistisch getinte visieteksten van diezelfde radio- en televisiestations, mag Joost weten. Maar zoals dat gaat dezer dagen, wie maalt daar nu om? Alles kan, alles mag! It’s the emancipation, stupid!
Uiteraard zijn de architecten van deze leegheidsgevangenis (gladde reclamejongens, festivalpromotoren en televisie-productiehuizen, dat zijn) zo snugger om dit alles te verkopen als ‘vrijheid’, ‘zelfbeschikking’ en ‘emancipatie’. Het voorliegen van mensen, zeggen dat ze over allerlei talenten beschikken (ook als dat niet zo is) en tegen beter weten in mensen stimuleren, nee: opdringen!, om vooral maar voort te doen met wat hen overduidelijk niet lukt, haalt niet het beste in mensen naar boven. Of om het in trendy slang te zeggen: ‘het empowert ze niet’. Integendeel. Mensen die keer op keer geconfronteerd worden met hun beperkingen en oneerlijk bejegend door gladjanussen-die-daar-beter-van-worden, worden geen gelukkige mensen. Hun talent zullen ze niet ontdekken, wel het zwart gat waarin ze terecht zullen komen.
De van toeters en bellen voorziene leegheidsindustrie verzekert het Westen van haar culturele euthanasie. Dat lui zoals Boef of Ismail Ilgun (binnenkort misschien ook Freddy Horion en Marc Dutroux?) als talentvolle sterren verpatst worden aan het minder kritische publiek, tekent enkel het totale vacuüm waarin de westerse wereld zich bevindt.
Maar geen nood, binnenkort legt doctor honoris causa Boef, professor in de bitchkunde, ons aan een of andere gerenommeerde universiteit ongetwijfeld uit hoe zijn diepzinnigheden te interpreteren. Want ziet u, het is dat wij zijn genialiteit niet zien. Daarvoor zijn wij, stervelingen, veel te dom.