Hoewel wij Nederlanders een egalitair volkje heten te zijn, wars van heldenverering, wordt dat cliché gelogenstraft als we kijken naar de verafgoding van Johan Cruijff, voor en na zijn dood. De Verlosser wordt hij genoemd en hij heeft dan ook dezelfde initialen als Jezus Christus. Veel wordt de godenzoon toegeschreven: het uitvinden van het moderne voetbal, Barcelona verlossen van de vernederende suprematie door Real Madrid en het in zijn eentje opstoten van Nederland in de vaart der voetbalvolkeren.
Niet voor niets stortte het voetbal hier na zijn dood volledig in elkaar. Dat beweerde althans Albert Verleg in een reactie bij mijn vorige column over de teloorgang van Nederland als voetballand. Ik kom erop terug omdat het een treffend staaltje van pathologische idolatrie is die mede heeft geleid tot jaren van bestuurlijke chaos bij Ajax en jaren van stagnatie en neergang in het Nederlandse voetbal.
Hoewel JC als voetballer en trainer een belangrijke rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van het voetbal heeft hij door zijn egocentrische, hebzuchtige, rancuneuze en drammerige opstelling ook behoorlijk wat ellende veroorzaakt. Om te beginnen als voetballer bij Ajax waar hij – na eerst met hulp van schoonvader Cor Coster een voor die tijd grote zak geld te hebben binnengesleept – woedend vertrok omdat zijn collega’s in het eerste elftal (die zijn betweterige gezeik meer dan zat waren) het in hun hoofd haalden niet hem maar Piet Keizer als aanvoerder te kiezen. Toen al werd duidelijk dat bij Cruijff, als er überhaupt al sprake van was, clubliefde en loyaliteit altijd ondergeschikt waren aan het eigen gelijk en vanzelfsprekend de buitenformaat portemonnee.
Rancune dreef hem zelfs in 1983 all the way naar de aartsrivalen in Rotterdam-Zuid.
Binnen het Nederlands elftal stond Johan de Inhalige tijdens het WK in 1974 ook weer garant voor de nodige ruzies. Toen PSV-keeper Van Beveren het waagde te protesten tegen de herverdeling van de pot met sponsorgelden voor het hele team ten faveure van Cruijff, Van Hanegem, Neeskens en Piet Keizer – samen met schoonpa Cor drukte Cruijff de KNVB het mes op de keel – zorgde hij ervoor dat Van Beveren en de andere PSV’er, Van der Kuijlen, uit het elftal werden gegooid.
Er valt een lijvig boek te vullen met alle conflicten die geëntameerd zijn door Johan de Ruziezoeker. Vrijwel overal vertrok hij met slaande deuren, bij Ajax zelfs als voetballer, trainer én adviseur. Zo bracht hij het adagium ‘Voetbal is oorlog’ van de man onder wiens vleugels hij tot bloei kwam bij Ajax (Rinus Michels) ook buiten het veld overtuigend in de praktijk. Dat boek zal in ieder geval niet geschreven worden door Telegraaf-journalist Jaap de Groot (die Johan liet leeglopen voor het hagiografische Mijn verhaal) want hij maakt deel uit van de groep paladijnen die als Jezus Christus Cruijff een scheet liet tegen elkaar zeiden: ‘Wat ruikt het hier lekker’.
Memorabel is de beruchte zwembad-affaire in Waldhotel Krautkrämer tijdens het WK van 1974. Vrouw Danny – duidelijk de aanvoerder in huize Cruijff – had er lucht van gekregen dat manlief zich had geamuseerd met een paar naakte meisjes in het zwembad. Dat leidde ertoe dat Johan de avond voor de finale tegen Duitsland urenlang met zijn furieuze echtgenote aan de telefoon hing en daarom de volgende dag niet bepaald fris en fruitig op het veld stond. Nummer 14 boog voor niemand, behalve dan voor Danny en hij ging zelf zo ver in zijn adoratie dat hij haar de eer gaf het totaalvoetbal bedacht te hebben. Je kunt er om lachen maar er zijn heel wat mensen (zoals Albert Verleg) die alles wat Cruijff uitkraamde voor zoete koek slikken.
En daarmee hebben we de schaduwzijde te pakken van de ontegenzeggelijk grote verdienste die Johan Cruijff voor het voetbal mondiaal en in Nederland in het bijzonder heeft gehad. Hij eiste onvoorwaardelijke loyaliteit, duldde geen tegenspraak en schoof bij voorkeur vertrouwelingen, familieleden en oude vrienden naar voren toen er lucratieve baantjes te verdelen vielen tijdens de door hem in gang gezette ‘fluwelen revolutie’ bij Ajax. Gezien de vele straatgevechten die er uitbraken een vlag die de lading niet dekt. De incompetente managers, trainers, bestuurders en jeugdopleiders buitelen nu nog over elkaar heen in hun verering van de voetbalmessias en laten ondertussen Ajax ondermaats presteren.
Het is ook typerend voor de filosofie van Cruijff dat hij meende pupillen tot topvoetballers te kunnen kneden aan de hand van zijn ideeën in plaats van te erkennen dat echte talenten (zoals hijzelf) meestal uit het niets komen, juist onafhankelijk van dominante opleiders.
Nee, het idee dat voetballers tot grote hoogte kunnen stijgen zonder een beroep te doen op zijn heilig verklaarde voetballeer was voor het Orakel van Betondorp onverdraaglijk.
Zodra mensen blindelings de meester volgen en ophouden kritisch te denken gaat het mis, in het voetbal en waar dan ook. Bij Oranje – waar JC overigens zijn handen nooit aan heeft willen branden en de ene eis op de andere stapelde om de KNVB-bestuurders die hem als coach wilden strikken af te schrikken – zien we wat de treurige gevolgen zijn als je de filosofie van Cruijff laat fossiliseren in plaats van door te ontwikkelen. Net zolang de bal rondspelen totdat het publiek in diepe coma is geraakt en het voetbal als kijksport dood verklaard. Die andere voetbalgrootheid, sterk beïnvloed door de opvattingen van Cruijff, Louis van Gaal, heeft door zich vast te klampen aan het godsgruwelijk saaie circulatiespel zijn carrière (bij Manchester United) tot een lamlendig einde gebracht.
Het was heel wat heilzamer geweest als iemand eens tegen Cruijff gezegd had: ‘Dank voor je inbreng, maar het wordt tijd ermee te stoppen want je gelijkhebberige gedram heeft een contraproductief effect; bovendien is er veel veranderd in de sport sinds jij actief was als trainer in de jaren negentig. Het belangrijkste in het voetbal, de kunstvorm die miljarden mensen wereldwijd vermaak biedt, is niet dat jij gelijk krijgt maar dat er gestreefd wordt naar zo aantrekkelijk mogelijk spel.’ Daarvoor zijn trainers nodig, zoals Pep Guardiola, die enerzijds de inbreng van Cruijff naar waarde schatten, maar ook hun eigen talent en kritische geest inzetten om nieuwe wegen in te slaan en zo het voetbal naar een hoger plan te brengen.
De deconfiture van het Nederlandse voetbal kwam op gang lang voordat El Flaco naar de hemelse voetbalvelden vertrok – om daar zijn Vader de les te lezen – en hij heeft er door zijn kleingeestige bedilzucht in niet onbelangrijke mate aan bijgedragen. Waar we eens voorop liepen als voetbalnatie met Cruijff als grote inspirator werden we een voetbaldwerg als kritiekloze volgeling van een egocentrisch wonderkind dat zichzelf belangrijker achtte dan de sport waaraan hij alles te danken had.