Woensdag kwamen in Berlijn historicus en directeur van het herdenkingsmuseum Sachsenhausen, Günter Morsch, voorzitter van voorlichtingsinstituut ‘Kiga’, Dervis Hizarci, en directeur van Human Rights Watch, Wenzel Michalski bijeen om te spreken over de zorgwekkende groei van het antisemitisme in Duitsland.
‘Eindelijk staat het weer op de agenda, jarenlang is het verzwegen,’ begint Morsch. Hij vertelt over het belang van musea als Sachsenhausen. ‘Deze plekken moeten open leeromgevingen zijn. Er komen nu heel veel mensen naar ons, van over de hele wereld.’ Morsch wil interesse wekken bij jongeren. Het gaat hem er niet om ‘dat het nationaal-socialisme van 1933-1945 duurde, dat is secundair’, het gaat hem erom dat mensen de geschiedenis als onderdeel van hun leven gaan zien.
Hij herhaalt een aantal keer op allerlei manieren: dat niemand de feiten opgedrongen mag krijgen, dat het bezoek geen verplichting mag zijn, maar dat ‘we moeten proberen methoden aan te wenden zodat mensen zelf leren’. Niet ‘top-down’, maar zoeken naar interpretatie.
Hoor ik dit goed? Hoe wil je de hardste feiten uit de geschiedenis: de barakken, de treinsporen, de doelmatige uitroeiing van miljoenen joden ‘interpreteren’? Dan spreekt Michalski, zelf jood, die op een vraag uit de zaal over de omvang van het probleem zegt: We hebben het probleem niet precies onderzocht, maar ik weet uit gesprekken met anderen en persoonlijke ervaringen dat het antisemitisme in Duitsland steeds meer onderdeel van het alledaagse leven is geworden. Kwantitatief weet hij het dus niet, maar het wordt ‘presenter’ en daarmee ‘erger’.
Hij vertelt dat zijn zoon is aangevallen op school, en dat niemand iets ondernam. Uit de context van zijn verhaal blijkt dat het om Turkse of Marokkaanse daders ging. Terwijl zijn zoon drie maanden thuis zat kwam er ‘geen officiële beschuldiging jegens de daders maar de school ontkende de aanval niet’. Hij is daar nog boos over. ‘Ook de Duitse ouders, dus niet de Turkse of Marokkaanse Duitsers, maar de christelijke Duitsers, hebben een open brief geschreven naar de school – dat wij de goede naam van de school hadden geschaad. Mijn zoon werd ook gevraagd in een andere klas te gaan omdat hij zou provoceren – omdat hij jood is.’
Dan stelt de Turks-Duitse Dervis Hizarci van ‘Kiga‘ (een organisatie die, als je de website bekijkt, ook weer vooral om ‘diversity’ politiek draait) zich voor. Hij zet zich met zijn NGO in om ‘jongeren te bereiken’. ‘We moeten antisemitisme niet verdringen en over het hoofd zien’. Discriminatie is een inbreuk op mensenrechten, zegt hij. ‘Maar we moeten niet te emotioneel reageren.’ Hij doelt daarbij vermoedelijk op wat Michalski net heeft verteld. Hij wil antisemitisme als een ‘maatschappijbreed fenomeen’ zien. Met andere woorden, iedereen is volgens Hizarci verantwoordelijk, zonder dat iemand verantwoordelijk is.
Heel kort wordt het aangestipt: met de rol van moslims in het probleem van antisemitisme moeten we ‘zinvol’ omgaan, zegt Hizarci. ‘In de noodzakelijke strijd tegen antisemitisme moeten we ervoor waken geen andere discriminerende, problematische stereotypen te reproduceren.’ Hij zegt steeds: we moeten het ernst nemen, máár het mag niet leiden tot stigmatisering. Hoe je dan tot de kern van het probleem komt wordt niet duidelijk. Er worden wat vragen over gesteld, maar alle drie de heren blijven vaag. Jongeren direct aanspraken op hun gedrag is verboten.
De vaagheid die alles overstemd is opmerkelijk aangezien cijfers van het ‘Recherche- und Informationsstelle Antisemitismus Berlin’ (RIAS) toch duidelijk zijn. In 2016 werden daar 470 antisemitische voorvallen in Berlijn gemeld. Er waren in december de anti-Israel demonstraties in Berlijn waarbij ‘dood aan Israël’ werd geroepen en de antisemitische Al-Quds mars eerder in het jaar. Dat is uiteraard nog niet het hele probleem, maar doen alsof er niets concreets bekend is, voelt hier eerder als een vorm van verzwijgen in plaats van zorgvuldigheid. Michalski houdt het bij zijn eigen ervaringen, Morsch bij zijn heilzame museum en Hizarci bij de angst voor stigmatisering van moslims.
Het stelselmatige zwijgen terwijl er over gepraat lijkt te worden is een patroon. Vorig jaar zomer nog was er ophef over de documentaire ‘Auserwählt und ausgegrenzt – Der Hass auf Juden in Europa’, die staatszender ARD uiteindelijk niet wilde uitzenden, Bild online wel. Er volgden ongemakkelijke talkshows, waar de zenderbazen hun ‘moeilijke afweging’ mochten toelichten en anderen ter ondersteuning zeiden dat de documentairemakers niet objectief waren – allemaal uiteraard zonder te zeggen wát er dan niet objectief was of problematisch. Gevoelig lag vooral – bleek later – het naar buiten brengen van de financiering van antisemitische pro-Palestina bewegingen in het Midden-Oosten met Duits belastinggeld. Deze bijeenkomst was vergelijkbaar ongemakkelijk.
‘Veel hele gewone Duitsers, niet alleen uit extreem-rechtse hoek steken hun antisemitisme niet meer onder stoelen of banken,’ wordt er dus gezegd. Deze opmerking slaat echter dood in de grote stilte over het probleem van de islam – en inderdaad de jodenhaat bij rechts-extremisten.
Belangrijker dan concrete oorzaken aanwijzen lijkt het voor de experts vooral belangrijk het als een breed, onbestemd en structureel ‘probleem van opleiding’ – aldus Morsch – te zien. Een Zweedse journalist vraagt waarom het een kwestie van opleiding is: ‘Vroeger in Nazi-Duitsland waren heel hoog opgeleide mensen ook antisemitisch, en nu nog’, zegt ze. Morsch keert dan terug op zijn schreden: ‘Ja, dat is wel zo, maar het gaat mij om historische kennis, niet zozeer welk diploma je hebt’.
Dit zichtbaar gevoelige onderwerp bij de experts beweegt vooral rondom bepaalde aannames (het speelt onder ‘alle Duitsers’), borstklopperij (‘we hebben heel veel geïnvesteerd in monumenten en opleiding’) en vooral een totaal gebrek aan urgentie (‘we mogen moslims niet veroordelen, dat is niet zinvol’).
Michalski gaat een heel eind door het delen van zijn persoonlijke verhaal, maar wijst uiteindelijk ook nergens naar: ‘Ik heb het gevoel dat we het antisemitisme hebben begraven onder al onze musea, herdenkingsplaatsen en beelden, maar dat het niet weg is.’ Na deze bijeenkomst blijkt het graf behoorlijk diep te liggen – er is nog geen begin van een oplossing in zicht.
N.b. De naambordjes van Michalski en Hizarci staan op de foto verkeerd, omdat ze van plek waren gewisseld.